ECLI:NL:RBMNE:2021:1128
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een IVA-uitkering en de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft eiseres, na een ziekmelding in 2012, een WIA-uitkering aangevraagd per 13 april 2014, welke aanvraag door het UWV werd afgewezen op basis van minder dan 35% arbeidsongeschiktheid. Eiseres diende op 4 maart 2019 een nieuwe aanvraag in, waarin zij verzocht om toekenning van een WIA-uitkering met terugwerkende kracht, omdat haar klachten verergerd waren. Het UWV wees deze aanvraag af, maar erkende later dat het bezwaar van eiseres gegrond was en verleende haar een WIA-uitkering vanaf 4 maart 2019. Eiseres ging in beroep tegen de beslissing van het UWV, omdat zij vond dat zij recht had op een IVA-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 2014, aangezien zij duurzaam volledig arbeidsongeschikt zou zijn.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het UWV onvoldoende onderbouwd had dat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam was. De rechtbank oordeelde dat het UWV in de beslissing op bezwaar ten onrechte niet had beoordeeld of eiseres recht had op een WIA-uitkering met terugwerkende kracht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.
De rechtbank benadrukte dat de verzekeringsarts onvoldoende had onderbouwd waarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam was, en dat de beoordeling van de aanvraag te beperkt was opgevat. De rechtbank concludeerde dat het UWV een nieuw besluit moest nemen, waarbij het de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw moest beoordelen.