In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouderij en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had een bestuurlijke boete opgelegd gekregen van in totaal € 31.269,- voor vier overtredingen van de Meststoffenwet. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) had een controle uitgevoerd over de jaren 2017 en 2018, wat leidde tot het voornemen van de Minister om een boete op te leggen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze boete, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 28 januari 2020.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij vooral de hoogte van de boetes betwistte. Tijdens de zitting op 21 januari 2021 heeft de Minister aangegeven dat de boete voor het overschrijden van de gebruiksnorm dierlijke meststoffen niet in stand kan blijven, wat door eiseres werd verwelkomd, maar zij handhaafde haar beroep voor de overige boetes. De rechtbank heeft overwogen dat de opgelegde boetes in strijd zijn met de evenredigheid, vooral gezien de omstandigheden van de zaak en de gevolgen voor eiseres. De rechtbank heeft de boetes voor de overtredingen van de eigen mestverwerkingsplicht en de mestverwerkingsplicht Verantwoorde Groei Melkveehouderij gematigd met 2/3 van de opgelegde bedragen.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de boetes betreft en de nieuwe boetes vastgesteld op € 425,70 en € 2.669,10. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de Minister het griffierecht van € 345,- en de proceskosten van € 1.068,- aan eiseres moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.