In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van een werkgever, [verzoekster] B.V., tegen haar werknemer, [verweerder]. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, maar de kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. De procedure begon met een verzoekschrift van de werkgever, waarin werd gesteld dat de werknemer niet bereid was om over te stappen naar een nieuwe onderneming, [onderneming 3], en dat er problemen waren met zijn bereikbaarheid en communicatie. De werknemer voerde verweer en stelde dat er geen redelijke grond voor ontbinding bestond, en dat hij nog steeds bij de werkgever wilde werken.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er weliswaar sprake was van een verstoring in de arbeidsrelatie, maar dat deze niet zodanig ernstig of duurzaam was dat ontbinding gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende inspanningen had geleverd om de relatie te herstellen. Er waren geen serieuze pogingen ondernomen om de communicatie te verbeteren of om mediation aan te bieden. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever had moeten proberen om de relatie te herstellen, wat niet was gebeurd. Daarom werd het verzoek tot ontbinding afgewezen en werd de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, die op € 747,00 werden begroot.