ECLI:NL:RBMNE:2021:1625
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie en bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, van Albanese nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 26 februari 2019 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit verzoek werd afgewezen door de Staatssecretaris op 3 juni 2020. De afwijzing was gebaseerd op bedenkingen tegen het verblijf van de eiser voor onbepaalde tijd, aangezien hij niet meer voldeed aan de voorwaarden van zijn verblijfsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 14 januari 2014 niet meer voldeed aan de voorwaarden van zijn verblijfsvergunning, wat leidde tot de intrekking daarvan. De eiser heeft betoogd dat de Staatssecretaris de uitkomst van zijn verblijfsrechtelijke procedures had moeten afwachten voordat hij op het naturalisatieverzoek besliste. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris bevoegd was om het verzoek te beoordelen, ook al waren de afwijzing van de aanvraag en de intrekking van de verblijfsvergunning nog niet in rechte vast komen te staan. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht bedenkingen had geuit tegen het verblijf van de eiser en dat het beroep van de eiser ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.