Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Bij besluit van 10 mei 2019 heeft verweerder voor de periode van 13 juli 2019 tot en met
12 mei 2020 aan eiseres een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden voor
3 uur en 30 minuten per week verstrekt. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 9 januari 2020 (UTR 19/3121) heeft deze rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiseres hoger beroep ingesteld.
Standpunt verweerder
13 juli 2019 tot en met 12 mei 2019 met zes maanden verlengd en het HHM-normenkader niet toegepast. Verder heeft verweerder erop gewezen dat bij besluit van 8 oktober 2020 aan eiseres een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden voor 2 uur en 50 minuten is verstrekt voor de duur van vijf jaren. Hieruit blijkt dat de inschatting van de sociaal professional in mei 2020 juist was. Met het bestreden heeft eiseres in feite dus meer toegekend gekregen, dan waar zij op grond van het HHM-normenkader recht op zou hebben, aldus verweerder.
Standpunt eiseres:
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de tijdsduur waarmee de (eerdere) maatwerkvoorziening in het bestreden besluit is verlengd, haar niet onredelijk voorkomt. Verweerder heeft in dit geval gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid in artikel 9.2 van de Wmo en Jeugdhulpverordening gemeente Nieuwegein 2020 en heeft de hardheidsclausule toegepast, om de continuïteit van de benodigde zorg te waarborgen. Daarbij heeft verweerder het oude normenkader toegepast en het HHM-normenkader – dat in het nadeel van eiseres zou hebben gewerkt – buiten toepassing gelaten. Verder heeft verweerder op 8 oktober 2020 een besluit genomen voor de periode na 12 november 2020. Dat eiseres het inhoudelijk niet eens is met het besluit van 8 oktober 2020, maakt niet dat de tijdsduur waarmee de (eerdere) maatwerkvoorziening is verlengd onredelijk kort is geweest.
Beslissing
mr. L.Y. Wong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt via publicatie op rechtspraak.nl.