ECLI:NL:RBMNE:2021:1688

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/4299
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ambtshalve verlenging Wmo-indicatie, ongegrond verklaard

Op 18 maart 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor verlenging van de indicatie voor hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein heeft bij besluit van 11 mei 2020 een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden toegekend voor 3 uur en 30 minuten per week voor de periode van 13 mei 2020 tot en met 12 november 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 29 maart 2021, die via Skype plaatsvond, heeft verweerder toegelicht dat de maatwerkvoorziening ambtshalve is verlengd vanwege de coronamaatregelen, waardoor een huisbezoek niet mogelijk was. Verweerder heeft aangegeven dat, indien het huisbezoek had plaatsgevonden, eiseres mogelijk een lagere indicatie zou hebben gekregen op basis van het nieuwe HHM-normenkader. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er sprake is van gewijzigde medische omstandigheden die een hogere Wmo-indicatie rechtvaardigen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres geen nieuwe omstandigheden heeft aangedragen die een nader onderzoek rechtvaardigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in haar aanvraag enkel om verlenging van het pgb heeft gevraagd en geen gewijzigde medische omstandigheden heeft doorgegeven. De rechtbank concludeert dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld en dat de tijdsduur van de verlenging niet onredelijk is. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en openbaar gemaakt op 23 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4299

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, verweerder
(gemachtigde: mr. W. van der Wielen).

Procesverloop

Eiseres heeft op 18 maart 2020 een aanvraag gedaan voor verlenging van de indicatie voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
Bij besluit van 11 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden toegekend voor 3 uur en 30 minuten voor de periode van 13 mei 2020 tot en met 12 november 2020.
Bij besluit van 14 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skypeverbinding plaatsgevonden op 29 maart 2021. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Aan de zijde van verweerder is tevens verschenen de heer [A] .

Overwegingen

Inleiding
Eerdere procedure
1. Eiseres had in de periode van 15 mei 2018 tot en met 12 mei 2019 op grond van de Wmo een persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke hulp voor 5 uur per week.
Bij besluit van 10 mei 2019 heeft verweerder voor de periode van 13 juli 2019 tot en met
12 mei 2020 aan eiseres een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden voor
3 uur en 30 minuten per week verstrekt. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 9 januari 2020 (UTR 19/3121) heeft deze rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiseres hoger beroep ingesteld.
2. Bij brief van 18 maart 2020 heeft eiseres om verlenging van het pgb voor huishoudelijke ondersteuning gevraagd.

Standpunt verweerder

3. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de maatwerkvoorziening voor de periode van 13 mei 2020 tot en met 12 november 2020 – bij wijze van ambtelijke verlenging – aan eiseres is toegekend, omdat er op dat moment vanwege het coronavirus geen huisbezoek kon plaatsvinden. Als het huisbezoek wel had kunnen plaatsvinden, dan zou verweerder eiseres hebben gewezen op het nieuwe normenkader van 1 januari 2020 (HHM-normenkader). Ook zou verweerder hebben uitgelegd dat eiseres op grond van het HHM-normenkader mogelijk een lagere indicatie dan 3 uur en 30 minuten voor huishoudelijke hulp toegekend zou krijgen. Deze inschatting is in mei 2020 door een sociaal professional gemaakt. Desondanks heeft verweerder – om de continuïteit te waarborgen en omdat geen sprake was van gewijzigde omstandigheden – de (eerdere) maatwerkvoorziening voor de periode van
13 juli 2019 tot en met 12 mei 2019 met zes maanden verlengd en het HHM-normenkader niet toegepast. Verder heeft verweerder erop gewezen dat bij besluit van 8 oktober 2020 aan eiseres een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden voor 2 uur en 50 minuten is verstrekt voor de duur van vijf jaren. Hieruit blijkt dat de inschatting van de sociaal professional in mei 2020 juist was. Met het bestreden heeft eiseres in feite dus meer toegekend gekregen, dan waar zij op grond van het HHM-normenkader recht op zou hebben, aldus verweerder.

Standpunt eiseres:

4. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de omvang van de zorgbehoefte. Daarbij stelt eiseres dat er sprake is van gewijzigde medische omstandigheden die een hogere Wmo-indicatie voor huishoudelijke hulp rechtvaardigen. Deze bestaan uit een blaasverzakking, complicaties als gevolg van het verwijderen van de baarmoeder, extra vermoeidheid, pijn in de rug en het niet kunnen/mogen tillen en stress en overbelasting als gevolg van de eerdere verlaging van de Wmo-indicatie. Ook had verweerder onderzoek moeten doen naar ruimtes in de woning en de maatwerkvoorziening voor een langere duur dan zes maanden moeten toekennen, aldus eiseres.
Oordeel rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar aanvraag van 18 maart 2020 alleen heeft gevraagd om een verlenging van het pgb voor het huishoudelijke hulp. Daarbij heeft zij geen gewijzigde medische omstandigheden doorgegeven. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat wat eiseres heeft genoemd al bekend was en dat voor zover er van gewijzigde omstandigheden sprake zou zijn, de aard van die problematiek niet tot een hogere indicatie leidt. Redengevend daarvoor is dat de huishoudelijke taken al volledig zijn overgenomen en dat eiseres geen omstandigheden heeft genoemd waaruit extra vervuiling blijkt en/of dat er meer wasverzorging nodig is, zoals bijvoorbeeld stofallergie of incontinentiemateriaal dat niet voldoende zou werken. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van verweerder. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking uit het bezwaarschrift van 20 augustus 2020 blijkt dat eiseres in de vorige beroepsprocedure al naar voren heeft gebracht dat zij een blaasverzakking heeft en stress ervaart als gevolg van de verlaging van de Wmo-indicatie. Verder heeft eiseres niet met stukken onderbouwd dat ten tijde van de aanvraag van 18 maart 2020 – ten opzichte van de periode 13 juli 2019 tot en met 12 mei 2020 – sprake was van nieuwe medische problematiek die een hogere Wmo-indicatie rechtvaardigt. Hetzelfde geldt voor wat eiseres over de ruimtes in de woning heeft aangevoerd, nu niet gesteld of gebleken is dat deze anders worden gebruikt dan in rechtsoverweging 12 van de uitspraak van deze rechtbank van 9 januari 2020 is geoordeeld. De conclusie is dat eiseres in het kader van haar aanvraag geen omstandigheden heeft genoemd die een nader onderzoek door verweerder rechtvaardigen. Dat er in dit geval geen keukentafelgesprek heeft plaatsgevonden, betekent niet dat verweerder onzorgvuldig onderzoek heeft verricht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de Memorie van Toelichting [1] bij artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo is vermeld dat het onderzoek van verweerder vormvrij is, dat verweerder heeft toegelicht dat het keukentafelgesprek vanwege het coronavirus niet kon plaatsvinden en dat – als dit wel zou hebben gekund – het HHM-normenkader zou zijn uitgelegd en toegepast, wat niet in het voordeel van eiseres zou zijn geweest.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de tijdsduur waarmee de (eerdere) maatwerkvoorziening in het bestreden besluit is verlengd, haar niet onredelijk voorkomt. Verweerder heeft in dit geval gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid in artikel 9.2 van de Wmo en Jeugdhulpverordening gemeente Nieuwegein 2020 en heeft de hardheidsclausule toegepast, om de continuïteit van de benodigde zorg te waarborgen. Daarbij heeft verweerder het oude normenkader toegepast en het HHM-normenkader – dat in het nadeel van eiseres zou hebben gewerkt – buiten toepassing gelaten. Verder heeft verweerder op 8 oktober 2020 een besluit genomen voor de periode na 12 november 2020. Dat eiseres het inhoudelijk niet eens is met het besluit van 8 oktober 2020, maakt niet dat de tijdsduur waarmee de (eerdere) maatwerkvoorziening is verlengd onredelijk kort is geweest.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.Y. Wong, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt via publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2013-2014 33841, nr. 3, p. 143.