ECLI:NL:RBMNE:2021:1735

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
1600339721
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere ladingdiefstallen met vrijspraak voor één diefstal

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2021, is de verdachte beschuldigd van meerdere ladingdiefstallen. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 9 april 2021 en de ingediende bewijsstukken geoordeeld dat de verdachte op 4 januari 2021 samen met anderen heeft ingebroken op het terrein van [slachtoffer 1] te Woerden, waarbij 150 dozen kleding zijn weggenomen. Daarnaast is de verdachte ook betrokken geweest bij een inbraak op 27 december 2020 bij [slachtoffer 3] te Scherpenzeel, waar thermometers en schoonmaakdoekjes zijn gestolen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet kan worden veroordeeld voor de poging tot diefstal bij [slachtoffer 2] B.V. op dezelfde datum, omdat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] B.V. en [slachtoffer 2] B.V. beoordeeld, maar heeft deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft het in beslag genomen geldbedrag van €560,00 aan de verdachte teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.003397.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 april 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
momenteel gedetineerd in het [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vorderingen en standpunten van de officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N.A.W. Nillesen, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1:op 4 januari 2021 samen met anderen heeft ingebroken op het terrein van [slachtoffer 1] te Woerden, waarbij 150 dozen kleding van de [onderneming 1] zijn weggenomen;
t.a.v. feit 2:op 4 januari 2021 samen met anderen te Woerden heeft ingebroken bij het [slachtoffer 2] B.V, waarbij geprobeerd is om geld of goederen weg te nemen;
t.a.v. feit 3:op 27 december 2020 samen met anderen heeft ingebroken bij [slachtoffer 3] te Scherpenzeel, waarbij thermometers en schoonmaakdoekjes zijn weggenomen;
subsidiair:op 28 december 2020 te Valkenswaard samen met anderen thermometers en schoonmaakdoekjes heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat door middel van het peilbaken alleen geconstateerd kan worden dat het busje is langsgereden, maar dat de rest veronderstellingen zijn. De verbalisanten hebben geen vrij zicht gehad op het voertuig of de personen en zagen het gat in het hek pas later. Ten aanzien van feit 3 primair heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning van verbalisant [verbalisant 1] het meest prominente bewijsstuk is en dit onvoldoende nauwkeurig is omschreven om tot een herkenning te kunnen komen. Voorts duidt het dossier op de aanwezigheid van slanke mannen en is verdachte niet slank te noemen. De telefoon van verdachte is ook niet precies op de locatie geweest waar de diefstal heeft plaatsgevonden. Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 en feit 3 subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat enkel het feit dat het voertuig waarin verdachte later werd aangehouden in de nacht van 4 januari 2021 op het terrein is geweest van aangever [slachtoffer 2] B.V. en het feit dat er een hek was opengeknipt op het datzelfde terrein onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van een poging diefstal. De politie heeft namelijk niet kunnen waarnemen wat verdachten op dat terrein daadwerkelijk hebben gedaan. Zij heeft enkel dichtslaande portieren gehoord. Verdachte en/of zijn mededaders zelf zijn niet gezien. Van het gat in het hek kan voorts niet worden vastgesteld wanneer dit is ontstaan. Uit het proces-verbaal van aangifte volgt dat dit vermoedelijk is ontstaan tussen 23 december 2020 en 4 januari 2021. Daarom kan niet worden vastgesteld dat dit gat is gemaakt door verdachte en/of zijn mededaders. Verdachte ontkent zowel bij de politie als ter terechtzitting betrokkenheid bij dit aan hem ten laste gelegde feit.
4.3.2
Bewezenverklaring
Feit 1:
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 4 januari 2021 te [plaatsnaam 1] samen met anderen een ladingdiefstal heeft gepleegd. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2021;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal PL0900-2021003663-23, d.d. 4 januari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , [functie] van politie Landelijke Eenheid, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende de aangifte van [A] , namens het slachtoffer [slachtoffer 1] .
Feit 3 primair:
Bewijsmiddelen [2]
[C] heeft namens [slachtoffer 3] , gelegen op de [adres 4] te [plaatsnaam 3] aangifte gedaan van een ladingdiefstal gepleegd op 27 december 2020 tussen 00:00 uur en 05:30 uur. De aangever verklaarde dat meerdere trailers zijn opengemaakt en 10 pallets aan goederen zijn weggenomen. [3] Uit de trailers missen 20.000 thermometers van het merk Sinji en 6.039 [onderneming 6] screen cleaning wipes. Deze goederen behoorden toe aan aangever. [4] Op de camerabeelden is te zien dat omstreeks 03:42 uur drie personen in beeld komen, van wie één een v-vormig voorwerp bij zich draagt. [5] Om 03:46 uur schuift een persoon aan het hek, loopt terug naar de bedieningskast, rommelt hieraan en schuift vervolgens het hek open. De bestelbus rijdt door het opengeschoven hek het terrein op en het hek wordt weer dichtgeschoven. [6] Het kenteken van de bus is [kenteken] . [7] Verder is te zien dat de personen verschillende trailers openen. [8] Omstreeks 04:58 uur is te zien dat een persoon naar de bedieningskast rent, die persoon samen met een ander het hek open schuift, de bus het terrein af rijdt en het hek weer wordt dichtgeschoven. [9] Op 28 december omstreeks 14:40 uur treffen verbalisanten 100 dozen met infrarood thermometers en reinigingsdoeken aan in de tuin van de woning van verdachte op de [adres 1] te [woonplaats] . [10] Uit onderzoek naar de bij verdachte in beslag genomen telefoon blijkt dat de telefoon op 27 december 2020 om 02:50 uur en 03:26 uur zendmasten aanstraalde in [plaatsnaam 3] . [11]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat de tijd tussen de diefstal en het aantreffen van de goederen afkomstig van het bedrijventerrein van [slachtoffer 3] nog geen 10 uur bedraagt. De bus die op het bedrijventerrein gezien wordt is dezelfde bus als waar verdachte een aantal dagen later als bestuurder in wordt aangehouden. Voorts heeft de telefoon van verdachte in de nacht van 27 december 2020 zendmasten in de buurt van het bedrijventerrein aangestraald. De verklaring van verdachte dat hij de goederen gekocht zou hebben op Marktplaats vindt geen steun in het dossier en is ook verder niet aannemelijk geworden. Ter terechtzitting heeft verdachte zich ten aanzien van dit feit beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van feit 1:
op 4 januari 2021 te [plaatsnaam 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, op een besloten erf, te weten het terrein van [slachtoffer 1] gelegen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, 150 dozen met kleding (van [onderneming 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking;
en ten aanzien van feit 3 primair:
op 27 december 2020 te [plaatsnaam 3] , tezamen en in vereniging met anderen, een grote hoeveelheid thermometers en schoonmaakdoekjes, toebehorende aan [slachtoffer 3] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 2 en meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot het plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank, gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 2 en feit 3 primair, verzocht om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. Nu de spullen terug zijn naar de eigenaren is de schade, op het hek na, zeer beperkt gebleven. Dit rechtvaardigt volgens de raadsman ook dat een gedeelte van de straf in voorwaardelijke zin zal worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich binnen een korte tijd schuldig gemaakt aan twee ernstige strafbare feiten. De waarde van weggenomen kleding en thermometers bedraagt maar liefst €396.367,00. Het plegen van dergelijke ladingdiefstallen zorgt niet alleen voor veel overlast eigenaren van de goederen, de bedrijven die de goederen vervoeren en opslaan, maar ook bij de uiteindelijke afnemers hiervan. Verdachte rijdt bedrijventerreinen op en vult zijn bus met goederen voorziet zich zelf van een inkomen door de gestolen goederen te verkopen. Verdachte heeft alleen oog voor e zijn eigen belang en toont hiermee geen respect te hebben voor de belangen van anderen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook houdt de rechtbank rekening met het advies van [instelling 1] van 13 januari 2021, opgesteld door mw. [D] , reclasseringsmedewerker. In dit rapport wordt geadviseerd om de voorlopige hechtenis te schorsen onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal houden aan een meldplicht bij de reclassering, deel zal nemen aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden en mee zal werken aan schuldhulpverlening van [instelling 2] of een soortgelijke instelling. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zich nog langer aan deze voorwaarden zal houden. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven mee te zullen werken met de reclassering.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder feit 2 ten laste gelegde wijkt zij af van de strafeis van de officier van justitie. De rechtbank houdt rekening met de LOVS-richtlijnen en de strafverzwarende omstandigheden dat de waarde van de goederen zeer hoog is en verdachte binnen korte tijd twee soortgelijke feiten pleegt. De rechtbank acht, alles in overweging nemende, een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest passend en geboden en zal hierbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door [instelling 1] opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

-
[slachtoffer 1] B.V.
[A] , namens [slachtoffer 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.875,00, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst naar voren gebracht dat uit de vordering niet blijkt dat [A] bevoegd is om het verzoek tot schadevergoeding in te dienen. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Het hekwerk zelf is niet beschadigd en wordt in zijn geheel vervangen. Ook lijkt het erop alsof een geheel nieuw systeem met telefonische bediening wordt geplaatst in plaats van dat het oude systeem wordt vervangen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de vordering af te wijzen, dan wel om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat [A] bevoegd is tot het indienen van een schadevergoedingsverzoek, nu uit de aangifte blijkt dat hij eigenaar is van het bedrijf [slachtoffer 1] B.V. De rechtbank acht de vordering echter onvoldoende onderbouwd, nu onduidelijk is waarom de omschreven werkzaamheden noodzakelijk zijn geweest voor het herstel van het hekwerk. Hierdoor is het niet te beoordelen of een causaal verband bestaat tussen het ten laste gelegde feit en de in de offerte opgegeven kostenposten. De rechtbank ziet ook onvoldoende aanknopingspunten om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank zal de benadeelde partij [A] , namens [slachtoffer 1] B.V. dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
-
[slachtoffer 2] B.V.
[B] , namens [onderneming 3] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 197,50, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de door de raadsman bepleitte vrijspraak, de rechtbank verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [B] , namens [onderneming 3] , niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.

10.BESLAG

Op 4 januari 2021 is onder verdachte een geldbedrag van €560,00 in beslag genomen.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om het in beslag genomen geld bedrag terug te geven aan verdachte.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot het beslag.
De rechtbank zal gelasten dat het geldbedrag van €560,00 wordt teruggeven aan de verdachte.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 3 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste is gelegd niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 3 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden;
- bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
2 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvast van
2 (twee) jaren;
- als algemene voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] te [plaatsnaam 2] , zo lang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
o deel zal nemen aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden (CoVa), of een soortgelijke gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, zulks te bepalen door de reclassering. Veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
o mee zal werken aan een aanmelding en aanbod van [instelling 2] ( [instelling 2] ), of soortgelijke instantie, zulks te bepalen door de reclassering. Veroordeelde zal hiertoe inzage geven in zijn financiën.
- geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] B.V.
- verklaart [A] , namens [slachtoffer 1] B.V., niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] B.V.
- verklaart [B] , namens [slachtoffer 2] B.V., niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Beslag
- gelast de teruggave van de €560,00 aan veroordeelde;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.J.M. Buul, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en Y.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2021.
Mr. Y.M. Vanwersch is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een besloten erf waarop een woning stond, te weten het terrein van [slachtoffer 1] gelegen op of aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 2] en/of [nummeraanduiding 1] te Woerden, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
(ongeveer) 150, althans een grote hoeveelheid dozen met kleding (van [onderneming 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [onderneming 2] en/of [onderneming 1] [....] B.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2. hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn/hunner gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] B.V. ( [adres 2] te Woerden), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, (met een betonschaar) een gat in een hekwerk heeft geknipt en/of (vervolgens) door een gat in een hekwerk is geklommen en/of met een voertuig (Mercedes [kenteken] ) het terrein van voornoemd transportbedrijf op is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op of omstreeks 27 december 2020 te Scherpenzeel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid thermometers en/of schoonmaakdoekjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [onderneming 4] B.v. en/of [onderneming 5] B.V. en/of [onderneming 6] Inc., heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 december 2020 te Valkenswaard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid thermometers en/of schoonmaakdoekjes, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Procesdossier p. 77-79.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2021004854, opgemaakt door Landelijke Eenheid, dienst infrastructuur, doorgenummerd 1 tot en met 500. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van aangifte van [C] , namens [slachtoffer 3] , p. 254.
4.Proces-verbaal bijlage goederen, p. 256 en 261
5.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 325.
6.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 339.
7.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , p. 354.
8.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 329.
9.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 339 – 340.
10.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 241.
11.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , p. 411.