ECLI:NL:RBMNE:2021:178
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens onvoldoende bewijs van financiële situatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijstand aanvroeg, en het dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst (RDWI). Eiseres ontving vanaf 2014 bijstand, maar na samenwoning met haar vriend [A] werd de bijstand per 19 oktober 2019 ingetrokken. Eiseres diende op 3 maart 2020 een nieuwe aanvraag in voor bijstand, die op 12 mei 2020 door verweerder werd afgewezen. Verweerder stelde dat de financiële situatie van eiseres niet duidelijk was, waardoor niet kon worden vastgesteld of zij recht had op bijstand.
Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk aannemelijk had gemaakt dat zij geld had geleend van [A] en haar schoonzus, en dat deze leningen bedoeld waren voor haar levensonderhoud. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij in de periode voor de aanvraag daadwerkelijk schulden had gemaakt en dat de leningen voor levensonderhoud waren bedoeld. De rechtbank benadrukte dat het aan de aanvrager is om duidelijk te maken hoe hij in zijn levensonderhoud voorziet en dat dit ook geldt voor de periode voorafgaand aan de aanvraag.
De rechtbank concludeerde dat verweerder de aanvraag terecht had afgewezen, omdat eiseres niet met controleerbaar bewijs had aangetoond van wie, hoeveel en wanneer zij geld had geleend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.