Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij
in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank – kort samengevat - overwogen dat
verweerder heeft nagelaten te motiveren waarom zij, gelet op de psychische problemen bij eiseres, bepaalde beperkingen wel en andere niet heeft aangenomen, terwijl dit wel een concrete bezwaargrond van eiseres was. De rechtbank heeft daarom aan verweerder opgedragen om alsnog in te gaan op deze bezwaargrond van eiseres.
3. Verweerder heeft met de brief van 23 oktober 2020 een aanvullende medische
rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep Hekkelman van 21 oktober 2020 ingediend om de geconstateerde gebreken te herstellen. Ten aanzien van het onderdeel vasthouden en verdelen van de aandacht geeft Hekkelman aan dat hierop geen beperking wordt vastgesteld indien de zelfverzorging normaal is, zoals bij eiseres het geval is. Verder voldoet eiseres niet aan de criteria om een beperking op het onderdeel doelmatig handelen vast te stellen. Eiseres heeft namelijk niet een ernstige stoornis, zoals een psychose of een vorm van dementie. Evenmin acht Hekkelman eiseres beperkt op het onderdeel hoog handelingstempo. Zij heeft namelijk niet een ernstige stoornis, zoals een ernstige depressie, een ernstige dwangstoornis, een psychose, een gevorderde ziekte van Parkinson, een dementie, een uitgebreide reumatoïde artritis, een ernstig cardiaal of pulmonaal lijden, een verstandelijke beperking of autisme. Tot slot stelt Hekkelman zich op het standpunt dat bij eiseres terecht geen beperking is vastgesteld op het onderdeel emotionele problemen van anderen hanteren, omdat zij daartoe niet voldoet aan de (relatief zeldzame) voorwaarden. Volgens Hekkelman komen dergelijke beperkingen namelijk verhoudingsgewijs vaak voor bij specifieke clientgroepen, zoals mensen met een verstandelijke beperking, autisme of ernstige psychische problematiek. Daar is bij eiseres geen sprake van. Hekkelman concludeert daarom dat geen reden bestaat om meer beperkingen in de functionele mogelijkheden lijst (FML) aan te nemen dan door eiseres is aangevoerd.
4. Eiseres heeft bij brief van 18 november 2020 een zienswijze ingediend. Eiseres stelt dat
verweerder op diverse onderdelen niet heeft voldaan aan de opdracht uit de tussenuitspraak, zodat de geconstateerde gebreken niet hersteld zijn. Eiseres wijst er namelijk op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep Hekkelman ten aanzien van het onderdeel vasthouden en verdelen van de aandacht niet concreet ingaat op de verklaring van GZ-psycholoog Bos van 16 mei 2019 en dat op grond van CBBS wel degelijk aanleiding bestaat om een dergelijke beperking vast te stellen in geval van depressieve klachten. Verder toont de verklaring van GZ-psycholoog Bos van 16 mei 2019 en de verklaring van de huisarts van
28 januari 2020 volgens eiseres aan dat bij haar wel sprake is van ernstige psychische problematiek op grond waarvan beperkingen moeten worden vastgesteld op de onderdelen doelmatig handelen, hoog handelingstempo, deadlines en productiepieken, emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten. Uit deze stukken blijkt volgens eiseres namelijk dat bij haar sprake is van een depressie, angststoornis en emotie regulatieproblematiek, waardoor het vooralsnog niet mogelijk is om te functioneren in de maatschappij. Volgens eiseres is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook met de aanvullende medische rapportage van 21 oktober 2020 hierop onvoldoende gemotiveerd ingegaan.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gebreken heeft hersteld en
overweegt daartoe als volgt. In de tussenuitspraak is benoemd wat verweerder moest doen om de gebreken te herstellen. Verweerder is in het bestreden besluit niet gemotiveerd ingegaan waarom hij geen beperkingen heeft vastgesteld ten aanzien van de onderdelen vasthouden en verdelen van de aandacht, hoog handelingstempo en emotionele problemen van anderen hanteren, terwijl eiseres dit wel als bezwaargronden heeft aangevoerd. De rechtbank stelt vast dat verweerder met de aanvullende medische rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep Hekkelman van 21 oktober 2020 aan deze opdracht heeft voldaan. Hekkelman is namelijk op deze bezwaargronden ingegaan door puntsgewijs en gemotiveerd toe te lichten waarom eiseres niet aan de criteria voldoet om op één van deze onderdelen beperkt te worden geacht. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de aandoeningen gespecificeerd, die aanleiding geven om een beperking vast te stellen. Bij eiseres is volgens Hekkelman geen sprake van één van de opgesomde aandoeningen. De rechtbank kan deze motivering bovendien volgen. Uit de verklaring van de huisarts blijkt weliswaar dat eiseres inderdaad psychische problemen heeft, maar er kan niet uit worden afgeleid dat de medische beoordeling van Hekkelman ten aanzien van de hiervoor genoemde onderdelen onjuist is. Daarnaast is de verklaring van GZ-psycholoog Bos van 16 mei 2019 ten aanzien van de concentratieproblemen van eiseres voornamelijk anamnestisch van aard. Het is daarbij juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. Tot slot stelt de rechtbank vast dat eiseres al in de FML van 30 oktober 2019 beperkt is geacht op de onderdelen eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten. Naar het oordeel van de rechtbank voert eiseres daarom ten onrechte in de zienswijze aan dat ten opzichte van deze onderdelen sprake is van een motiveringsgebrek, omdat hierop geen beperking is gegeven.
Verzoek om een onafhankelijke deskundige
6. Eiseres verzoekt om een onafhankelijke deskundige, die nader onderzoek kan doen naar
de aard, ernst en omvang van de door haar ondervonden psychische en fysieke klachten en bijbehorende beperkingen gelet op het feit dat de verklaring van de huisarts van
28 januari 2020 voldoende twijfel heeft opgeroepen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
7. In de eerste plaats ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat, gelet op de
aanvullende motivering van Hekkelman , het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rapportages van de verzekeringsartsen bevatten namelijk geen tegenstrijdigheden en zijn voldoende begrijpelijk. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat de medische beoordeling onjuist is. Uit het dossier volgt dat eiseres een verklaring van haar huisarts van 28 januari 2020 en de behandelgeschiedenis vanaf 29 november 2017 tot en met 17 februari 2020 van Xpert Clinics heeft overgelegd. Deze informatie is kenbaar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken bij zijn beoordeling. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. Daarmee is in dit geval voldaan aan het vereiste van een gelijke procespositie, zoals uiteen is gezet in het arrest Korošec van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015. Uit het Korošec-arrest volgt niet dat de rechter uit een oogpunt van
equality of armsgehouden zou zijn een medisch deskundige te benoemen in de situatie waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk de informatie van de behandelaars bij zijn beoordeling heeft betrokken, zoals hier aan de orde, zodat die beoordeling door de rechter kan worden getoetst. Zoals hiervoor is overwogen en in samenhang bezien met de tussenuitspraak twijfelt de rechtbank niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
8. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken is het beroep gegrond. De
rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Met de aanvullende medische rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep Hekkelman van 21 oktober 2020 heeft verweerder deze gebreken hersteld. De rechtbank bepaalt daarom dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
Griffierecht en proceskosten
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder
aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze
kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, de werkzaamheden van mr. E.W.J.M. Janssens, vast op € 1.335,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).