ECLI:NL:RBMNE:2021:2075
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete voor kamergewijze verhuur zonder vergunning; matiging van de boete
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een bestuurlijke boete die aan eisers was opgelegd wegens het zonder omzettingsvergunning kamergewijs verhuren van hun woning. In het primaire besluit van 30 oktober 2019 werd een boete van € 3.000,- opgelegd, welke in het bestreden besluit van 10 augustus 2020 ongegrond werd verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 25 februari 2021, die via Skype plaatsvond, zijn eisers verschenen en werd verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. N. Verkerk. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de bestuurlijke boete tot € 1.500,-. De rechtbank oordeelde dat verweerder bevoegd was om de boete op te leggen, maar dat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank overwoog dat eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij niet wisten dat de woning door drie personen werd bewoond. De rechtbank concludeerde dat de boete te zwaar was en matigde deze met 50%. Tevens werd verweerder opgedragen het door eisers betaalde griffierecht van € 178,- te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier R.P. Stehouwer.