Op grond van het bestemmingsplan [locatie] (het bestemmingsplan) is een dakterras op het perceel [adres] niet toegestaan. Verweerder heeft getoetst of hij kan afwijken van het bestemmingsplan. Verweerder is tot de conclusie gekomen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om af te wijken van het bestemmingsplan omdat eiser al een buitenruimte kan creëren, het aangevraagde dakterras zorgt voor een ontoelaatbare vermindering van de privacy van omwonenden en omdat het dakterras zorgt voor een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse. Eiser is van mening dat verweerder ten onrechte tot deze conclusie is gekomen. Volgens eiser voldoet zijn aanvraag wel degelijk aan de voorwaarden om af te wijken van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan had niet geweigerd mogen worden, aldus eiser.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het plan inbreuk maakt op de privacy van omwonenden en dat het plan het stedenbouwkundig beeld ter plaatse verstoort. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank wel terecht overwogen dat eiser al een buitenruimte heeft bij de [adres] en dat daardoor niet is voldaan aan de voorwaarde dat eiser niet op een andere wijze een buitenruimte kan creëren. Omdat het niet voldoen aan deze voorwaarde een zelfstandige weigeringsgrond is die de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen zelfstandig kan dragen, is het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank zal hierna aan de hand van bespreking van de voorwaarden uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Toetsingskader
In artikel 5.4.3, onder g, van de planregels is bepaald dat een dakterras niet is toegestaan. Het bestemmingsplan biedt via artikel 5.5.1, onder f, de mogelijkheid om van dit verbod af te wijken. Afwijken via dit artikel is alleen mogelijk als er wordt voldaan aan de voorwaarden uit dit artikel.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo is het ook mogelijk om buiten het bestemmingsplan om af te wijken. Verweerder heeft ten aanzien van deze buitenplanse afwijkingsmogelijkheid beleidsregels opgesteld.
De voorwaarden van artikel 5.5.1, onder f, van de planregels en de voorwaarden uit de beleidsregels worden als bijlage aan deze uitspraak toegevoegd. De rechtbank moet beoordelen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het bouwplan van eiser niet voldoet aan de genoemde voorwaarden. De rechtbank zal daarbij uitsluitend de voorwaarden uit de beleidsregels beoordelen. Dat komt omdat alle voorwaarden uit artikel 5.5.1, onder f, van de planregels in dezelfde vorm terugkomen in de beleidsregels.
Oordeel rechtbankVerstoring van stedenbouwkundig beeld
Eiser voert aan dat er geen sprake is van een verstoring van het stedenbouwkundig beeld ter plaatse omdat het dakterras op 6 meter hoogte wordt geplaatst en op 3 meter van de dakrand af wordt gesitueerd. Verweerder is van mening dat het hekje dat toeging geeft tot het dakterras zichtbaar is van de openbare weg en dat dit zorgt voor een verstoring van het stedenbouwkundige beeld ter plaatse.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat het stedenbouwkundig beeld ter plaatse wordt verstoord. Zo is het de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden of het dakterras daadwerkelijk zichtbaar zal zijn, welk deel van het dakterras dan zichtbaar is en vanaf welke positie in de openbare ruimte. Evenmin is duidelijk geworden in welke mate het mogelijk zichtbare deel van het dakterras zorgt voor een invloed op het stedenbouwkundig beeld ter plaatse en in hoeverre deze invloed zorgt voor een verstoring het stedenbouwkundig beeld. Dat heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft met de gegeven motivering naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen vaststellen dat het bouwplan van eiser niet voldoet aan de voorwaarde dat het stedenbouwkundig beeld ter plaatse niet verstoord mag worden. Het betoog is door eiser terecht voorgesteld. Gelet op wat de rechtbank onder 2 heeft overwogen leidt het betoog echter niet tot een gegrond beroep.
Privacy
Voor wat betreft de privacy is eiser van mening dat zijn bouwplan er niet voor zorgt dat er een inbreuk is te verwachten voor omwonenden. De belangen van derden worden niet of nauwelijks geschaad voor de plaatsing van het dakterras, aldus eiser. Verweerder is daarentegen van mening dat de belangen van derden zich wel verzetten tegen het verlenen van de omgevingsvergunning voor het dakterras. Gebruikers van het voorgenomen dakterras hebben namelijk rechtstreeks inkijk in woningen aan de tegenovergelegen [straat] .
Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag ziet op een dakterras op een hoogte van ongeveer 6 meter en waarbij de afstand van het dakterras tot de dakrand ongeveer 3 meter bedraagt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd of en in hoeverre het dakterras zorgt voor een inbreuk op de privacy van omwonenden. Zo heeft verweerder niet duidelijk kunnen maken welke nabijgelegen woningen en in welke mate zij hinder zullen ondervinden van het dakterras. Verweerder heeft niet concreet kunnen maken welke woningen aan de [straat] inkijk zouden ondervinden en waarom deze hinder ontoelaatbaar is. Gelet op de hoogte van het dakterras en de afstand van het dakterras tot de dakrand is de rechtbank van oordeel dat het niet zonder meer aannemelijk is dat er een mogelijkheid tot inkijk in omliggende woningen ontstaat. Als verweerder zich op het standpunt stelt dat het plan inkijk tot gevolg heeft, is het aan verweerder om dit concreet te onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan. Verweerder heeft daarom onvoldoende gemotiveerd dat de waarden en belangen van derden zich verzetten tegen de omgevingsvergunning voor het dakterras. Het betoog van eiser is terecht voorgesteld. Gelet op wat de rechtbank onder 2 heeft overwogen, leidt ook dit betoog echter niet tot een gegrond beroep.