ECLI:NL:RBMNE:2021:2137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
20-3459
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de omvang van het persoonsgebonden budget (pgb) voor zorgbehoefte van eiser met autisme spectrum stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de omvang van het persoonsgebonden budget (pgb) van eiser, die lijdt aan een autisme spectrum stoornis. Eiser had een pgb aangevraagd voor ondersteuning thuis, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder, had de zorgbehoefte van eiser vastgesteld op 2 uur per week, wat eiser betwistte. Eiser stelde dat hij in werkelijkheid 5,08 uur per week nodig had, gezien zijn intensieve zorgbehoefte en de ondersteuning die hij van zijn moeder ontvangt. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had onderbouwd hoe de zorgbehoefte was vastgesteld en dat het advies van Woonzorg Flevoland niet deugdelijk was. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd was en verklaarde het beroep van eiser gegrond. De rechtbank herroept het primaire besluit en kent eiser een pgb toe van 5,08 uur per week voor de periode van 7 oktober 2019 tot en met 6 oktober 2020. Tevens wordt verweerder opgedragen het griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [gemachtigde ] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder

(gemachtigden: I. Badrisingh-Anroedh en M. van Manen ).

Procesverloop

Met het besluit van 12 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist dat eiser recht heeft op een voorziening voor ondersteuning thuis [1] , over de periode 7 oktober 2019 tot en met 6 oktober 2020, in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). De hoogte van het pgb is voor de periode van 7 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 vastgesteld op € 309,89.
Met het besluit van 22 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2021, en is direct bij aanvang geschorst omdat de rechtbank de aanwezigheid van een gemachtigde van verweerder van belang achtte. De inhoudelijke behandeling van het beroep heeft vervolgens plaatsgevonden op 10 februari 2021. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft vanwege een autisme spectrum stoornis behoefte aan ondersteuning onder meer op het gebied van sociale interactie, beslissingen nemen en zelfstandiger worden. Hij woont bij zijn moeder, die ook de zorg verleent.
2. Aan eiser is een pgb van 10 uur per week toegekend voor ondersteuning thuis, over de periode van 6 oktober 2018 tot en met 6 oktober 2019.
3. Eiser heeft een vervolgaanvraag ingediend om voor een nadere periode in aanmerking te komen voor een pgb.
4. Verweerder heeft advies gevraagd aan Woonzorg Flevoland. Het advies luidt dat er vooruitgang is ten aanzien van de voor eiser gestelde doelen en dat het aantal uren begeleiding verminderd kan worden naar 2 uur per week.
5. Met het primaire besluit heeft verweerder een pgb toegekend over de periode van 7 oktober 2019 tot en met 6 oktober 2020. De hoogte van het pgb is voor de periode van 7 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 vastgesteld op € 309,89. Dit is gebaseerd op begeleiding van 120 minuten per week.
6. Eiser heeft hiertegen tijdig bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder vindt het advies van Woonzorg Flevoland gebrekkig gemotiveerd en heeft dit niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. In plaats daarvan heeft verweerder aansluiting gezocht bij de CIZ Indicatiewijzer en de zorgbehoefte van eiser vastgesteld op 100 minuten per week. Vanwege het verbod om benadeeld te worden door het instellen van een rechtsmiddel [2] blijft de toekenning gebaseerd op 120 minuten per week.
Standpunt eiser
7. Eiser is het niet eens met de omvang van de zorgbehoefte waar het pgb op gebaseerd is. Dit is zonder goed onderzoek en observatie van 10 uur per week naar 2 uur per week bijgesteld. Ter zitting heeft eiser verduidelijkt dat hij vanwege de intensiteit van de begeleiding 5,08 uur per week vraagt. De problemen die eiser ondervindt zijn niet goed zichtbaar, maar wel degelijk sterk aanwezig. Als zijn moeder hem niet ondersteunt blijft hij hele dagen op bed liggen. Bij het uitvoeren van taken heeft eiser constante aansturing nodig. Ook is het onjuist dat eiser communicatief vaardig is, omdat hij op hbo- niveau functioneert. Kenmerkend voor de vorm van autisme die eiser heeft (asperger) is juist dat bij een hoge intelligentie sprake is van moeilijkheden met sociale vaardigheden. Eiser moet zich hierin nog ontwikkelen, evenals op het gebied van overzicht houden en het zien van samenhang. Verder is structuur belangrijk en heeft eiser moeite met onverwachte gebeurtenissen.
Standpunt verweerder
8. Verweerder legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat de zorgbehoefte van eiser juist is ingeschat. Deze bestaat uit vier onderdelen: het oplossen van dagelijkse problemen, het bieden van structuur en het sociale/persoonlijke functioneren (a), de financiële administratie (b), het begrijpen van interacties en het maken van keuzes (c), het dwingend aansturen bij het opstaan, het douchen, de kledingkeuze, de contactlenzen en het tanden poetsen (d).
9. Eisers verzoek om begeleiding, bij het oplossen van dagelijkse problemen, het bieden van structuur, het sociaal-/ persoonlijk functioneren en de sociale activiteiten in het weekend, valt onder de gebruikelijke zorg van een ouder aan een meerderjarig inwonend kind. Dit volgt uit de tekst van de CIZ Indicatiewijzer en maakt dat voor de onderdelen a en b geen pgb wordt toegekend.
10. Voor begeleiding op de onderdelen c en d is een maatwerkvoorziening van 120 minuten per week toegekend. Wat betreft de persoonlijke verzorging (d) heeft verweerder vastgesteld dat sprake is van ‘zorg met handen op de rug’. Eiser zegt zorg nodig te hebben bij het opstaan, douchen, beslissen over kleding, monitoren van tandenpoetsen en het verwisselen van contactlenzen. De tijd die hiervoor wordt geïndiceerd is de gemiddelde tijd die nodig zou zijn bij het overnemen van deze handelingen. De CIZ Indicatiewijzer geeft bij deze vorm van zorg een frequentie die basaal is en niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te bieden in hygiënisch, medisch en gedragswetenschappelijk opzicht. Voor deze zorg wordt 30 minuten per week gerekend. [3] Dit wordt door verweerder haalbaar geacht.

Beoordeling

11. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de omvang van de zorgbehoefte van eiser op een degelijke manier is bepaald en of het bestreden besluit deugdelijk is gemotiveerd.
12. Op initiatief van verweerder is advies ingewonnen bij Woonzorg Flevoland over de omvang van de zorgbehoefte van eiser. Het advies van Woonzorg Flevoland is niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd omdat het advies volgens verweerder niet deugdelijk is en een motiveringsgebrek bevat. Op de zitting heeft verweerder medegedeeld dat onduidelijk is op welke basis Woonzorg Flevoland het onderzoek heeft gedaan en wie de doelen voor eiser heeft opgesteld. Verweerder verwijst in dat verband naar blz. 29 van het dossier. Verweerder kan niet aangeven op welke wijze deze doelen zijn vastgesteld. Het is verweerder niet gelukt de hulpvraag vast te stellen. Ook heeft verweerder op de zitting erkend dat het beoordelingskader, zoals dat door de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is geformuleerd, niet is gevolgd. [4]
13. De rechtbank stelt vast dat verweerder erkent dat het tot op heden niet gelukt is de hulpvraag van eiser vast te stellen en dat er onduidelijkheid bestaat over de manier waarop de omvang van de zorgbehoefte van eiser moet worden bepaald. De rechtbank overweegt dat indien een advies van een deskundige onvoldoende deugdelijk of begrijpelijk wordt gevonden, het in de rede ligt om dan een andere deskundige te raadplegen. Deze deskundige kan dan worden gevraagd om stapsgewijs en concreet in te gaan op belangrijke aspecten bij het bepalen van de zorgbehoefte (zie noot 4 met rechtspraak over het beoordelingskader). De wijze van indiceren die verweerder in de onderhavige situatie heeft gehanteerd is ontoereikend. Het komt de rechtbank voor dat verweerder heeft terug gerekend in die zin dat eerst een urenaantal (2 uur) is vastgesteld, vervolgens aansluiting is gezocht bij de tekst van de CIZ Indicatiewijzer en daarna het urenaantal als de benodigde zorg heeft aangemerkt. Dit terwijl het vastgestelde aantal uren zorg per week 80% lager ligt dan bij de eerdere toekenning (10 uur ten opzichte van 2 uur). Met een dergelijke handelwijze heeft verweerder dus niet eerst de hulpvraag, behoefte aan ondersteuning en mate van zelfredzaamheid in kaart gebracht en aldus het stappenplan gevolgd zoals dit is uiteengezet in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie voetnoot 4). De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd is.
14. Eiser heeft tijdens de zitting gemotiveerd gesteld dat sprake is van een zorgbehoefte van 5,08 uur per week. De rechtbank stelt vast dat eiser ook tijdens de hoorzitting in bezwaar zich op het standpunt heeft gesteld dat zijn zorgbehoefte dit aantal uren betreft.
Gezien de gebrekkige motivering van het bestreden besluit en het verzoek van verweerder om een uitspraak zal de rechtbank uitgaan van eisers standpunt.
Conclusie
15. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen omdat dit geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden nu verweerder ter zitting heeft medegedeeld dat onduidelijk is hoeveel tijd zal zijn gemoeid met een nieuw onderzoek naar eisers hulpvraag en de rechtbank heeft verzocht om uitspraak te doen.
De rechtbank herroept het primaire besluit en ziet aanleiding om overeenkomstig artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door aan te sluiten bij de door eiser ter zitting gestelde zorgbehoefte van 5,08 uur per week.
17. Eiser heeft zich in deze procedure laten bijstaan door zijn moeder zodat er geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond waarvan verweerder kan worden veroordeeld in de proceskosten.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 48,-vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat aan eiser een pgb wordt toegekend van 5,08 uur per week voor de periode van 7 oktober 2019 tot en met 6 oktober 2020;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning Wmo 2015.
2.verbod van reformatio in peius
3.Verweerder verwijst naar hoofdstuk 5 van de CIZ Indicatiewijzer.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 21 maart 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:819) en de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 juni 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:3134), gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.