ECLI:NL:RBMNE:2021:2221

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
21/495
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag omgevingsvergunning voor bamboescherm

In deze zaak heeft eiser, wonende aan de [adres] te [woonplaats], een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een bamboescherm in zijn voortuin. Deze aanvraag volgde op een handhavingsprocedure, waarbij eiser eerder zonder vergunning een bamboescherm had geplaatst. Op 23 juli 2020 heeft verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, eiser verzocht om aanvullende gegevens voor zijn aanvraag. Echter, op 12 augustus 2020 heeft verweerder besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat eiser niet voldeed aan de indieningsvereisten zoals vastgelegd in de Regeling omgevingsrecht (Mor). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd op 17 december 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. De kern van het geschil was of verweerder in redelijkheid kon besluiten om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om voldoende gegevens te verstrekken, en dat hij dit niet had gedaan. De rechtbank benadrukte dat het voor verweerder essentieel is om over voldoende informatie te beschikken om een aanvraag te kunnen beoordelen. Eiser had slechts een beperkt aantal documenten ingediend, waaronder een getekend zijaanzicht van het bamboescherm en een uitsnede van het bestemmingsplan, maar essentiële documenten zoals een constructieve tekening ontbraken. De rechtbank concludeerde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat hij over onvoldoende gegevens beschikte om de aanvraag in behandeling te nemen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser had de termijn voor het indienen van de gevraagde aanvullende gegevens ongebruikt laten verstrijken, wat bijdroeg aan de beslissing van verweerder om de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.C.M. Suijkerbuijk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder
(gemachtigde: mr. H. Schuit).

Inleiding

Eiser woont aan de [adres] te [woonplaats] . Eind 2019 heeft eiser zonder omgevingsvergunning een bamboescherm geplaatst in de voortuin. Naar aanleiding van een handhavingsprocedure heeft eiser een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een bamboescherm in zijn voortuin. Verweerder heeft eiser op 23 juli 2020 verzocht om zijn aanvraag aan te vullen.
Op 12 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Eiser heeft bezwaar ingediend tegen het primaire besluit. In het besluit van 17 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat eiser te weinig gegevens en bescheiden heeft verstrekt bij zijn aanvraag. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij onvoldoende informatie had om te beslissen of hij gebruik wilde maken van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan voor een erfafscheiding van meer dan 1 meter hoog. Om die reden heeft verweerder om aanvullende gegevens gevraagd. De aanvraag is door verweerder niet in behandeling genomen nadat eiser de termijn voor het indienen van de gevraagde gegevens ongebruikt heeft laten verstrijken.
Eisers stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft gevraagd om aanvullende gegevens. Aan de hand van eerdere aanvragen, de handhavingsprocedure en de overlegde stukken beschikte verweerder over voldoende gegevens om inhoudelijk op de aanvraag te beslissen. Er worden te hoge eisen gesteld voor een beperkt bouwwerk als een bamboescherm. Verder is eiser van mening dat het bamboescherm tuinmeubilair is waarvoor geen omgevingsvergunning vereist is op grond van artikel 2, tiende lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Verweerder heeft ten onrechte een lijst met vereiste aanvullende gegevens aan eiser gestuurd, aldus eiser.
Toetsingskader
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is een bestuursorgaan bevoegd om een aanvraag niet te behandelen, als een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits is voldaan aan de verplichting om de aanvrager de gelegenheid te bieden binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het aan het bestuursorgaan om te beoordelen of het over voldoende gegevens en bescheiden beschikt om een besluit op een aanvraag te nemen. [1] De rechtbank dient deze beoordeling van het bestuursorgaan terughoudend te toetsen.
Beoordeling van het geschil
5. De rechtbank stelt voorop dat het in deze procedure uitsluitend gaat over de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. De vraag of het bamboescherm tuinmeubilair is of niet, ligt niet ter beoordeling voor in deze procedure. Voor de vraag of er sprake is van een erfafscheiding of van tuinmeubilair is het namelijk eerst van belang dat verweerder over voldoende informatie beschikt. In het geval verweerder niet over de juiste informatie beschikt is het niet mogelijk voor verweerder om deze vraag te beantwoorden. De rechtbank beoordeelt in deze procedure uitsluitend of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij over onvoldoende gegevens en bescheiden beschikte om de aanvraag van eiser in behandeling te nemen.
6. In de Regeling omgevingsrecht (de Mor) zijn indieningsvereisten opgenomen die gelden voor het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. De rechtbank stelt vast dat het op de weg ligt van degene die een omgevingsvergunning aanvraagt, in dit geval eiser, om alle gegevens, die voortvloeien uit de Mor, aan verweerder te overhandigen. Op grond van hoofdstuk 2 van de Mor is eiser verplicht om de in dat artikel genoemde gegevens en bescheiden te verstrekken. In de aanvraag heeft eiser slechts een getekend zijaanzicht van een bamboescherm en een uitsnede van het bestemmingsplan meegestuurd. Hiermee heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de indieningsvereisten van hoofdstuk 2 van de Mor. Zo ontbreekt er onder meer een constructieve tekening en een situatietekening van het bamboescherm. Dat verweerder vanwege de handhavingsprocedure wist wat er in de tuin van eiser staat is in dit kader niet relevant. Dat hoeft namelijk niet per se te zijn waarvoor eiser een vergunning aanvraagt. Verweerder had wellicht op basis van de voorgeschiedenis het vermoeden kunnen hebben dat de aanvraag slechts betrekking had op de bouw van een beperkt bouwwerk, maar dat betekent niet dat verweerder dat ook zeker wist of daar vanuit moest gaan. Verweerder kan alleen beslissen om al dan niet een vergunning te verlenen als het duidelijk is wat aangevraagd wordt. Als verweerder namelijk een vergunning zou verlenen terwijl het nog niet duidelijk is wat precies aangevraagd wordt, wordt het ook onduidelijk wat precies vergund is. Verweerder beslist immers op basis van de aanvraag.
7. Als eiser meer informatie zou hebben verstrekt, had verweerder kunnen concluderen dat bepaalde aanvullende gegevens wellicht niet nodig waren. Dit kon echter niet op voorhand worden uitgesloten. Dat het voor eiser duidelijk is waar de aanvraag op ziet, betekent niet dat het daarmee voor verweerder ook duidelijk is of had moeten zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder zich in redelijk op het standpunt heeft kunnen stellen dat hij over onvoldoende gegevens en bescheiden beschikte om de aanvraag in behandeling te nemen.
9. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 16 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3504.