ECLI:NL:RBMNE:2021:2235

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
28 mei 2021
Zaaknummer
20_3810
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid: beoordeling van medische en arbeidskundige rapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K.T. Ghaffari, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat hem per 3 januari 2020 geen recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorplicht niet is geschonden, aangezien eiser geen bezwaren heeft ingediend tegen het voornemen tot wijziging van de beslissing. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige als zorgvuldig en juist beoordeeld. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat de medische beoordeling onjuist is, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om verdergaande beperkingen aan te nemen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3810

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. K.T. Ghaffari),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mr. M.E. van Mourik).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde belanghebbende], te [vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: mr. drs. A. Jurg).

Procesverloop

Met het besluit van 22 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat eiser per 3 januari 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) krijgt.
[derde belanghebbende] heeft daartegen bezwaar gemaakt, omdat het besluit niet was gebaseerd op een actueel medisch en arbeidsdeskundig onderzoek. In de bezwaarfase heeft een verzekeringsarts op
30 juli 2020 de functionelemogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld. Hierin zijn beperkingen in de rubriek persoonlijk functioneren opgenomen. De arbeidsdeskundige heeft eiser op grond hiervan 13,72% arbeidsongeschikt geacht.
Verweerder heeft in de brief van 1 september 2020 aan [derde belanghebbende] en aan eiser meegedeeld dat verweerder de beslissing wil wijzigen. Volgens verweerder heeft eiser per 3 januari 2020 geen recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Verweerder heeft [derde belanghebbende] en eiser twee weken de gelegenheid gegeven om bezwaren kenbaar te maken. Eiser heeft geen bezwaren ingediend.
In het besluit van 22 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [derde belanghebbende] tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Eiser heeft per 3 januari 2020 geen recht op een WGA-loonaanvullingsuitkering. De WGA-loonaanvullingsuitkering wordt per
4 november 2020 ingetrokken.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Derde-partij [derde belanghebbende] heeft verklaard aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om stukken die medische gegevens bevatten aan de werkgever toe te zenden. De rechtbank heeft de medische stukken met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doen toekomen aan de door de werkgever ingeschakelde gemachtigde mr. drs. A. Jurg die daarvoor van de bestuursrechter bijzondere toestemming heeft gekregen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2021 via een
Skype-verbinding. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn moeder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [derde belanghebbende] is, zonder bericht, niet verschenen.

Overwegingen

Geheimhouding
1. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu eiser geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan werkgever te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
Voorgeschiedenis
2.1
Eiser heeft voor het laatst als algemeen productiemedewerker metaalbewerking gewerkt voor 40,5 uren per week. Hij heeft zich op 5 september 2016 ziekgemeld.
2.2
Bij besluit van 6 augustus 2018 heeft verweerder aan eiser per 3 september 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Eiser werd toen volledig (80-100%) arbeidsongeschikt geacht, omdat hij zijn eigen werk niet meer kon doen en de arbeidsdeskundige geen voorbeeldfuncties kon selecteren om tot een schatting van de arbeidsongeschiktheid te komen.
2.3
Bij besluit van 6 maart 2019 heeft verweerder het bezwaar van [derde belanghebbende] tegen de toekenning van de loongerelateerde WGA-uitkering gegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML niet gewijzigd, maar de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende voorbeeldfuncties kunnen selecteren om tot een schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid te komen. Eiser is minder dan 35% (namelijk 0%) arbeidsongeschikt. De rechtbank merkt op dat uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] volgt dat een eenmaal toegekende loongerelateerde WGA-uitkering niet stopt als een werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het recht op de uitkering stopt vanaf 3 januari 2020. Eiser heeft beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het besluit van
6 maart 2019.
2.3
Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals is vermeld onder ‘procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser per
3 januari 2020 geen recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is (13,72%). Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Horen in bezwaar
4.1.
Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is opgeroepen voor een hoorzitting in de bezwaarfase waar hij zijn zienswijzen/bezwaren heeft kunnen toelichten. Volgens eiser heeft zijn toenmalige gemachtigde daar in de brief van 20 augustus 2020 uitdrukkelijk om verzocht.
4.2
Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt een bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. Artikel 7:3, onder d, van de Awb bepaalt dat van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
4.3.
Verweerder heeft met de brief van 1 september 2020 een voornemen tot wijziging van deze beslissing aan de toenmalige gemachtigde van eiser gestuurd. In de brief heeft verweerder meegedeeld dat eiser per 3 januari 2020 geen recht heeft op deze uitkering, dat eiser zijn bezwaren tegen de voorgenomen wijziging binnen twee weken kan indienen en dat hij in dat geval in de gelegenheid zal worden gesteld zijn bezwaren mondeling toe te lichten op een hoorzitting. Verweerder heeft geen bezwaren van eiser tegen het voornemen tot wijziging van de beslissing ontvangen.
4.4.
De moeder van eiser heeft op de zitting van de rechtbank verklaard dat eiser genoemde brief van 1 september 2020 heeft ontvangen, dat hij wist dat hij hierop binnen twee weken mocht reageren door middel van een zienswijze en dat hij dat niet heeft gedaan op advies van zijn toenmalige gemachtigde.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de brief van 1 september 2020 de gelegenheid aan eiser heeft gegeven om zijn bezwaren tegen het niet toekennen van de uitkering op een hoorzitting kenbaar te maken. Eiser heeft hiervan binnen de door verweerder gestelde redelijke termijn van twee weken bewust, na overleg met zijn toenmalige gemachtigde, geen gebruik gemaakt.
4.6
De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordelingskader
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Zorgvuldigheid onderzoek
6.1
Eiser voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is. Als eiser zou zijn opgeroepen voor een hoorzitting, dan zouden zijn bezwaren aanleiding zijn geweest voor een herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
6.2
De rechtbank verwijst naar hetgeen zijn onder rechtsoverweging 4.1 tot en met 4.6 heeft overwogen. Eiser heeft bovendien onvoldoende concreet gemaakt waarom en op welke punten een herbeoordeling nodig was voor de zorgvuldigheid van het onderzoek.
Medische beoordeling
7.1.
Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had (verdergaande) beperkingen moeten aannemen op de volgende items in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren: een voorspelbare werksituatie, een hoog handelingstempo, het vasthouden en verdelen van aandacht, geen veelvuldige deadlines of productiepieken, omgaan met conflicten en samenwerken. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser zich toegespitst op de items: een hoog werktempo, een voorspelbare werksituatie en een urenbeperking. Eiser vindt dat hij geen 40 uur per week kan werken. Hij heeft drie dagen per week bij [B] gewerkt. Mevrouw [A] , re-integratiecoach bij [B] , heeft tijdens het spreekuur op 28 juli 2020 bij de verzekeringsarts gezegd dat eiser na een dag werken een dag rust nodig heeft en dat eiser 3 uur per dag werkt.
7.2.
De verzekeringsarts heeft op 30 juli 2020 gerapporteerd dat de medische situatie van eiser stabiel is. Er is geen sprake van behandeling. Eiser is aan het re-integreren in een werk fit traject van Wij Doen. Hij werkt bij [B] . Eiser ervaart nog steeds vooruitgang. Hij heeft weer zelfvertrouwen gekregen in het lassen. Van een voorspelbare werksituatie hoeft geen sprake meer te zijn. Bij [B] doet eiser allerlei verschillende lasklussen op verschillende plaatsen in verschillende uitvoeringsomstandigheden. Er blijft nog wel sprake van lichte geheugenproblemen en een lichte vertraging in de informatieverwerking als restbeperkingen ten gevolge van een aandoening die nu onder controle is. Dit is verwoord in de FML van 31 augustus 2020, die geldend is vanaf 3 januari 2020. Eiser is aangewezen op werkzaamheden, waarbij geen groot beroep wordt gedaan op de verbale geheugenfunctie. Eiser is verder aangewezen op werk waarbij er geen groot beroep wordt gedaan op de cognitieve snelheid van informatieverwerking, met name met betrekking tot het verwerken van nieuwe informatie. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de verzekeringsarts geen medische gronden ziet voor het aannemen van een urenbeperking.
7.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De verzekeringsarts heeft voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. De rechtbank ziet in de aangevoerde gronden geen aanleiding om verdergaande of extra beperkingen aan te nemen. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie in het geding gebracht waaruit blijkt dat verweerder hem verder of aanvullend beperkt moet achten. Dat re-integratiecoach [A] aan de verzekeringsarts heeft gemeld dat eiser 3 uur per dag werkt en rust nodig heeft na een dag werken, is voor de verzekeringsarts geen aanleiding geweest om op medische gronden een urenbeperking aan te nemen. Eiser heeft ook niet met stukken onderbouwd dat om medische redenen een urenbeperking moet worden aangenomen.
Arbeidskundige gronden
8. Eiser heeft de arbeidskundige gronden op de zitting ingetrokken. De rechtbank zal deze gronden daarom niet nader bespreken.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 4 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3096.