Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Waar gaat de zaak over?
financieel zwaar weer” verkeert en dat “
er behoorlijk wat posten bekend zijn die we(rb: partijen)
moeten gaan verrekenen”. [gedaagde] had op dat moment € 4.500,- van de resterende € 14.000,- afbetaald.
€ 9.400,- (€ 14.000,- minus € 4.500,- en € 100,- over de maand februari 2020) van [gedaagde] gevorderd.
3.Wat vindt de kantonrechter ervan?
[gedaagde] heeft reeds op 8 april 2019 een bedrag ad EUR 500,- voldaan en op 25 april 2019 een bedrag ad EUR 500,-. [gedaagde] zal het restant van de Vordering [eiser] , zijnde een bedrag ad EUR 14.000,- voldoen aan [eiser] in 28 maandelijkse termijnen vanEUR 500,-. De eerste termijn vervalt op 25 mei 2019 en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Tussentijdse (extra) aflossing is steeds mogelijk. Het nog niet afgeloste deel van de Vordering [eiser] kan terstond en in zijn geheel tussentijds door [eiser] worden opgeëist indien:
[gedaagde] zijn betalingsafspraak niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, in elk geval [gedaagde] van rechtswege in verzuim zal zijn, zonder dat enige voorafgaande ingebrekestelling zal zijn vereist;
”Voor thans nog niet bestaande verplichtingen c.q. aanspraken (o.m. uit hoofde van wanprestatie en onrechtmatige daad) daterend van voor 22 februari 2019 wordt uitdrukkelijk geen vrijwaring gegeven door [gedaagde] . [eiser] wordt slechts gevrijwaard voor (schade)vorderingen van beperkte omvang afkomstig van opdrachtgevers van de VOF uit hoofde van montage/werkzaamheden van de VOF (daterend van voor 22 februari 2019). Onder (schade)vorderingen van beperkte omvang wordt verstaan schade c.q. herstelwerkzaamheden tot een maximaal bedrag van EUR 250,- per gebeurtenis.”
Totaal: € 8.102,31
belabberd”was, dat de lak met
“druipers” was aangebracht en dat de klachten van [A] hierover terecht waren. Dit is door [eiser] niet betwist. Daarbij heeft [eiser] ter zitting bevestigd dat hij bekend was met de schadeposten bij [A] . Dit betekent dat [gedaagde] zijn vordering op grond van artikel 3.5 van de vaststellingovereenkomst voldoende heeft onderbouwd en dat [eiser] de helft van de schade € 2.244,57 (€ 4.489,15 : 2) zal moeten vergoeden.
€ 1.652,73 moeten afboeken op de openstaande factuur en daarbij € 160,- aan kosten gemaakt voor het bezoeken van de klant met een deskundige om de klachten te beoordelen. Ook hier heeft [eiser] ter zitting aangevoerd dat deze claim niet vaststaat en dat [C] slechts een ontevreden klant is. Volgens [eiser] had [gedaagde] dus geen herstelwerkzaamheden hoeven te verrichten. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet en oordeelt dat de aanspraak van [C] wel valt onder artikel 3.5 van de vaststellingsovereenkomst. Uit de bijgevoegde foto’s van de keuken en de verklaring van [gedaagde] ter zitting blijkt dat het werk door [bedrijfsnaam 1] vof niet goed is opgeleverd. Er waren problemen met de lak en [C] kon terecht aanspraak maken op herstel. Bovendien was deze klacht, zoals ook ter zitting is gebleken, bij [eiser] bekend, en is ze ontstaan voor 22 februari 2019. Nu de schade een bedrag boven € 250,- is, kan ze worden teruggevorderd op grond van artikel 3.5 van de vaststellingsovereenkomst. [eiser] is daarmee gehouden om de helft van de schade € 906,36 (€ 1.812,72 : 2) te voldoen.
Voor de posten [A] en [C] kan daarom een beroep op verrekening worden gedaan. Het betreft de bedragen: [A] € 2.244,57 en [C] € 906,36 tezamen € 3.150,93.
“ Het is [eiser] gedurende een periode van drie jaar na uittreding als vennoot van de VOF niet toegestaan om, behoudens de voorafgaande schriftelijke toestemming van [gedaagde] werknemers c.q. klanten c.q. relaties van de VOF te benaderen met het oog om zelfstandig of anderszins, rechtstreeks of zijdelings in Nederland werkzaamheden te verrichten of commerciële activiteiten te ontplooien die op enige wijze geacht kunnen worden concurrerend te zijn met activiteiten die de VOF op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst verricht op het gebied van ontwerp en vervaardiging van meubels in de ruimste zin van het woord.”
“In geval van overtreding van het in dit artikel bepaalde verbeurt de overtredende Partij aan de andere Partij een boete van EUR 1.000,- (zegge duizend euro) per overtreding enEUR 100,- (zegge: honderd euro) per dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht op nakoming en schadevergoeding.
26 februari 2020. De wettelijke rente is op grond van artikel 6:119 lid 1 BW verschuldigd vanaf het moment dat de schuldenaar met het betalen van de geldsom in verzuim is. De kantonrechter zal de wettelijke rente daarom vanaf 26 februari 2020 toewijzen.
€ 1.022,45. Deze kosten zijn door [gedaagde] niet betwist. [gedaagde] is aan te merken als een natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW. [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De kantonrechter zal de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. [eiser] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met BTW. De gevorderde BTW is niet toewijsbaar, nu [eiser] niet heeft gesteld geen ondernemer te zijn in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 of als ondernemer een vrijgestelde prestatie verricht te hebben. De kantonrechter zal daarom € 625,87 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen.
746,00(2 punten x tarief € 373,00)
4.De beslissing
6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;