Inleiding
Op 31 mei en 1 juni 2021 heeft een pro formazitting plaatsgehad in het onderzoek Eris. Een aantal raadslieden heeft op deze zitting onderzoekswensen ingediend. De rechtbank zal hieronder ingaan op deze verzoeken en haar beslissing daarop geven. Daarbij behandelt de rechtbank net zoals bij haar beslissing van 24 december 2020 eerst de verzoeken tot het horen van getuigen (onder A.), gevolgd door verzoeken niet zijnde getuigen (onder B.). De beslissingen op de verzoeken tot voorlopige hechtenis zijn op 31 mei en 3 juni 2021 al genomen en verstrekt. Deze zijn als bijlage bij deze beslissing gevoegd.
A.
Verzoeken tot het horen van getuigen
Algemeen
Bij beslissing van 24 december 2020 heeft de rechtbank om proceseconomische redenen al bepaald dat de raadslieden van medeverdachten in een bepaald deelonderzoek bij het horen van een getuige aanwezig mogen zijn en vragen mogen stellen als dit feit ook bij hun cliënt op de tenlastelegging staat. De rechtbank zal daarom de verzochte getuigen hieronder per zaaksdossier bespreken.
De raadsman van de kroongetuige heeft op de regiezitting van 17 en 18 december 2020 verzocht te mogen aansluiten bij alle getuigenverhoren in de zaken die worden genoemd in de deal die de kroongetuige met de Staat heeft gesloten, ook als de kroongetuige daarin zelf geen verdachte is. De rechtbank heeft bij beslissing van 24 december 2020 bepaald hiertoe het verdedigingsbelang te zien en heeft daarom beslist dat de verdediging van de kroongetuige mag aansluiten bij de verhoren die bij de rechter-commissaris worden gehouden in de deelonderzoeken Charlie17, 034Gezicht, TGO Breuk, TGO Langenhorst, TGO Lis, deelname aan een criminele organisatie en Barbera (deze laatste vanwege de mogelijke verwevenheid met het onderzoek TGO Lis). Dit betekent dat de verdediging van de kroongetuige ook nu weer bij de verhoren van de nieuw toegewezen getuigen in deze deelonderzoeken mag aansluiten.
Niet-betwiste getuigen
Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn het wat betreft een deel van de getuigenverzoeken eens over de relevantie van het horen van deze personen. Ten aanzien van alle getuigen over wie overeenstemming bestaat tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie en van wie ook de rechtbank het verdedigingsbelang ziet, zal daarom hieronder worden volstaan met een opsomming van de getuigen die per zaak zijn toegewezen. De rechtbank zal hierna enkel nader gemotiveerd beslissen op de verzoeken waarvan de standpunten van verdediging en het Openbaar Ministerie niet met elkaar overeenkomen.
Verwijzing naar de rechter-commissaris
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank teneinde de hierna genoemde toegewezen getuigen te horen.
Aan de hieronder toe te wijzen getuigen mogen slechts vragen worden gesteld die betrekking hebben op de deelonderzoeken waarin de betreffende getuigen zijn toegewezen.
Betreft de verdachten: [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 10] .
Toegewezen:
- [getuige 1] , geboren op [1996] .
Betreft de verdachten: [verdachte 4] , [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 18] .
- [getuige 2] , geboren op [1987] ;
- [getuige 3] , geboren op [1981] ;
- [getuige 4] , geboren op [1975] ;
De rechtbank overweegt dat de raadsvrouw van de recent gedagvaarde verdachte [verdachte 18] heeft verzocht om het horen van deze getuige om hem te confronteren met de verklaringen van [getuige 5] . Deze getuige is al meermalen gehoord, maar dit was voordat [verdachte 18] als verdachte in het onderzoek is gedagvaard. Zodoende heeft de verdediging daar niet eerder bij aan kunnen sluiten. Het Openbaar Ministerie heeft zich hier niet tegen verzet. De rechtbank ziet inzake [verdachte 18] het verdedigingsbelang en wijst het horen van deze getuige daarom toe. Ook de raadslieden van de verdachten [verdachte 7] en [verdachte 8] hebben om het (opnieuw) horen van deze getuige gevraagd om hem te vragen of hij verdachte [verdachte 18] of [A] herkent. Gelet op de eerdere beslissing van de rechtbank dat de toegewezen getuigen in een deelonderzoek in de zaken van alle verdachten worden gehoord, krijgen deze raadslieden ook een uitnodiging voor het toegewezen verhoor. De rechtbank wijst die verzoeken dus ook toe.
- [getuige 6] , geboren op [1986] ;
- [verdachte 4] , geboren op [1974] ;
- [verdachte 18] , geboren op [1983] .
Eerder heeft de rechtbank al beslist dat de getuigen [verdachte 1] , [getuige 7] en [getuige 8] in Charlie17 worden gehoord. Voorafgaand aan de zitting heeft het kabinet van de rechter-commissaris aan de raadsvrouw van de recent gedagvaarde verdachte [verdachte 18] de planning van de verhoren van [getuige 9] (niet de hierboven genoemde kroongetuige, maar zijn vader), [getuige 7] en [getuige 8] in juni gestuurd en de raadsvrouw uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn, als zij dat wenst. De raadsvrouw heeft ter zitting van 1 juni 2021 verzocht tot het horen van deze getuigen. De rechtbank ziet daarin het verdedigingsbelang en zal dit toewijzen. Ook overigens, als de raadsvrouw hier niet om had verzocht, was zij voor deze verhoren uitgenodigd, omdat de rechtbank heeft beslist dat de toegewezen getuigen in een deelonderzoek in de zaken van alle verdachten in dat onderzoek worden gehoord. De raadsvrouw kan dus, indien zij dat wenst, aansluiten bij alle nog geplande verhoren inzake Charlie17, de verdenking inzake deelname aan een criminele organisatie en de betrouwbaarheid van de kroongetuige.
Betreft de verdachten: [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 15] , [verdachte 16] .
- [getuige 10] , geboren op [1983] ;
- [verdachte 2] , geboren op [1974] .
Door de verdediging is het verzoek gedaan om deze getuigen te horen nu uit een opnieuw beluisterd en uitgewerkt tapgesprek van 22 september 2017 blijkt dat [getuige 10] en [verdachte 2] mogelijk wetenschap hebben over de liquidatie op de heer [B] . Het betreft een recent verstrekt stuk. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van deze getuigen over dit tapgesprek toe.
Betreft de verdachten: [getuige 5] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 14] , [verdachte 15] , [verdachte 16] , [verdachte 17] , [verdachte 18] .
- [getuige 11] , tactisch coördinator op het gebied van motorclubs van het [naam] in [woonplaats] .
De raadsman van verdachte [verdachte 2] heeft verzocht om het horen van deze getuige om hem te bevragen over de reputatie van Caloh Wagoh en of hij weet of bijvoorbeeld het plegen van strafbare gedragingen, met name geweld, door Caloh Wagoh werd aangemoedigd en leden bijvoorbeeld problemen kregen indien zij hun lidmaatschap beëindigden of anderszins. Ook wenst de verdediging [getuige 11] te bevragen of hij contact had met andere leden van Caloh Wagoh en zo ja, waarover en hoe dat allemaal verliep in die periode. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet, omdat het criminele samenwerkingsverband rondom [verdachte 4] niet hetzelfde is als Caloh Wagoh. De rechtbank overweegt dat de gevraagde getuige een verbalisant betreft die kennelijk in zijn hoedanigheid als portefeuillehouder contact heeft gehad met bepaalde leden van Caloh Wagoh. De rechtbank ziet echter onvoldoende aanknopingspunten met de verdenkingen en verdachten in deze zaak en stelt vast dat er daarom geen verdedigingsbelang is om deze getuige te horen. De rechtbank overweegt daartoe dat het tenlastegelegde crimineel samenwerkingsverband niet de motorclub Caloh Wagoh als zodanig betreft. De rechtbank wijst het verzoek af.
Verzoeken niet zijnde getuigen
[getuige 5]
Verklaringen van [getuige 5] als getuige en als verdachte
De raadsman heeft verzocht om te bepalen dat de door [getuige 5] afgelegde verklaringen als bijzondere getuige worden gevoegd in alle zaaksdossiers waar [getuige 5] verdachte is en dat deze verklaringen ook worden gezien als door hem afgelegd als verdachte. Dit omdat het in zijn belang als verdachte is om een eventueel nuanceverschil tussen zijn verklaring afgelegd als getuige en als verdachte te voorkomen. Het Openbaar Ministerie heeft naar voren gebracht dat alle verklaringen van [getuige 5] als getuige in zijn strafzaak zijn gevoegd en dat het 226g-dossier en het RC-dossier integraal onderdeel zijn van het Eris-dossier.
De rechtbank overweegt dat er, ook in zaken waarin verdachte zowel getuige als verdachte is, een verschil in wettelijke waarborgen is tussen het afleggen van een verklaring als getuige en als verdachte. Dit maakt dat de verklaringen door een verdachte afgelegd als getuige niet zonder meer kunnen gelden als verklaringen door hem afgelegd als verdachte. De rechtbank kan niet bepalen dat dit onderscheid niet bestaat. Het verzoek zal dus worden afgewezen. Ter terechtzitting kan aan verdachte wel worden gevraagd of hij de verklaringen die hij als getuige heeft afgelegd, ook in zijn hoedanigheid van verdachte handhaaft, hetgeen ook tegemoet komt aan het belang van het verzoek van de raadsman.