ECLI:NL:RBMNE:2021:2423

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
.
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen op onderzoekswensen in het strafrechtelijk onderzoek Eris met betrekking tot verdachten van motorclub Caloh Wagoh

Op 10 juni 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, beslissingen genomen op de onderzoekswensen die zijn ingediend tijdens de pro formazitting van 31 mei en 1 juni 2021 in het strafrechtelijk onderzoek Eris. Dit onderzoek richt zich op 21 verdachten, waaronder een kroongetuige, die worden verdacht van betrokkenheid bij meerdere liquidaties en pogingen daartoe, in verband met de motorclub Caloh Wagoh. Tijdens de pro formazitting zijn diverse verzoeken gedaan door de verdediging van de verdachten, die de rechtbank in deze beslissing heeft behandeld. De rechtbank heeft de verzoeken tot het horen van getuigen en andere onderzoekswensen besproken en heeft haar beslissingen daarop genomen. De rechtbank heeft daarbij het verdedigingsbelang en de noodzaak van de verzoeken afgewogen tegen de belangen van het Openbaar Ministerie en de voortgang van het onderzoek. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook rekening gehouden met eerdere beslissingen en de context van de zaak, waaronder de ernst van de beschuldigingen en de impact op de betrokken verdachten. De rechtbank heeft verschillende verzoeken toegewezen en afgewezen, waarbij zij de noodzaak van de verzoeken en de relevantie voor de zaak in overweging heeft genomen. De beslissingen zijn genomen door de rechters in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de betrokkenheid van de verdachten en hun raadsheren in het proces heeft gewaarborgd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Beslissingen van 10 juni 2021 van de rechtbank op de onderzoekswensen inzake Eris, gedaan op de pro formazitting van 31 mei en 1 juni 2021
in de zaak van de verdachten

[verdachte 1] ,

geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , locatie [locatie] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. O. [getuige 9] Jong,

[verdachte 2] ,

geboren op [1974] te Aruba (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. O. Bolluyt,

[verdachte 3] ,

geboren op [1948] te Surabaja (Nederlands-Indië),
thans gedetineerd te PI [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. C.W. Flokstra,

[verdachte 4] ,

geboren op [1974] te Distrikt [distrikt] (Suriname),
thans gedetineerd te PI [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. P.J. Hoogendam,

[verdachte 5] ,

geboren op [1970] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd te PI [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. J.Y. Taekema,

[verdachte 6] ,

geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. S. Schuurman,

[verdachte 7] ,

geboren op [1992] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. S.J.M. Laurier,

[verdachte 8] ,

geboren op [1983] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [plaats] ,
bijgestaan door mrs. J.H. Weermeijer en S.V. Jansen,

[verdachte 9] ,

geboren op [1985] te [plaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , locatie [locatie] te [plaats] ,
bijgestaan door mrs. J.B. van Faassen en N.C.J. Meijering,

[verdachte 10] ,

geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mrs. D.J. Troost en S.T. van Berge Henegouwen,

[verdachte 11] ,

geboren op [1966] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. M.A.C. van Vuuren,

[verdachte 12] ,

geboren op [1981] te ’ [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] – [locatie] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. B.J. de Pree,

[verdachte 13] ,

geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. I.N. Weski,

[verdachte 14] ,

geboren op [1962] te [geboorteplaats] (Suriname),
postadres te [adres] te [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. R.A. van der Horst,

[verdachte 15] ,

geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. P. van Dongen,

[verdachte 16] ,

geboren op [1977] te ’ [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. J.L.C.M. Kuijpers,

[verdachte 17] ,

geboren op [1987] te ’ [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI [PI] , [locatie] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. A.B.M. Nohl,

[verdachte 18] ,

geboren op [1983] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
thans gedetineerd te PI [PI] te [plaats] ,
bijgestaan door mr. S.R. Nahar.

Inleiding

Op 31 mei en 1 juni 2021 heeft een pro formazitting plaatsgehad in het onderzoek Eris. Een aantal raadslieden heeft op deze zitting onderzoekswensen ingediend. De rechtbank zal hieronder ingaan op deze verzoeken en haar beslissing daarop geven. Daarbij behandelt de rechtbank net zoals bij haar beslissing van 24 december 2020 eerst de verzoeken tot het horen van getuigen (onder A.), gevolgd door verzoeken niet zijnde getuigen (onder B.). De beslissingen op de verzoeken tot voorlopige hechtenis zijn op 31 mei en 3 juni 2021 al genomen en verstrekt. Deze zijn als bijlage bij deze beslissing gevoegd.
A.
Verzoeken tot het horen van getuigen
Algemeen
Bij beslissing van 24 december 2020 heeft de rechtbank om proceseconomische redenen al bepaald dat de raadslieden van medeverdachten in een bepaald deelonderzoek bij het horen van een getuige aanwezig mogen zijn en vragen mogen stellen als dit feit ook bij hun cliënt op de tenlastelegging staat. De rechtbank zal daarom de verzochte getuigen hieronder per zaaksdossier bespreken.
De raadsman van de kroongetuige heeft op de regiezitting van 17 en 18 december 2020 verzocht te mogen aansluiten bij alle getuigenverhoren in de zaken die worden genoemd in de deal die de kroongetuige met de Staat heeft gesloten, ook als de kroongetuige daarin zelf geen verdachte is. De rechtbank heeft bij beslissing van 24 december 2020 bepaald hiertoe het verdedigingsbelang te zien en heeft daarom beslist dat de verdediging van de kroongetuige mag aansluiten bij de verhoren die bij de rechter-commissaris worden gehouden in de deelonderzoeken Charlie17, 034Gezicht, TGO Breuk, TGO Langenhorst, TGO Lis, deelname aan een criminele organisatie en Barbera (deze laatste vanwege de mogelijke verwevenheid met het onderzoek TGO Lis). Dit betekent dat de verdediging van de kroongetuige ook nu weer bij de verhoren van de nieuw toegewezen getuigen in deze deelonderzoeken mag aansluiten.
Niet-betwiste getuigen
Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn het wat betreft een deel van de getuigenverzoeken eens over de relevantie van het horen van deze personen. Ten aanzien van alle getuigen over wie overeenstemming bestaat tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie en van wie ook de rechtbank het verdedigingsbelang ziet, zal daarom hieronder worden volstaan met een opsomming van de getuigen die per zaak zijn toegewezen. De rechtbank zal hierna enkel nader gemotiveerd beslissen op de verzoeken waarvan de standpunten van verdediging en het Openbaar Ministerie niet met elkaar overeenkomen.
Verwijzing naar de rechter-commissaris
De rechtbank stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank teneinde de hierna genoemde toegewezen getuigen te horen.
Aan de hieronder toe te wijzen getuigen mogen slechts vragen worden gesteld die betrekking hebben op de deelonderzoeken waarin de betreffende getuigen zijn toegewezen.
a.
TGO Langenhorst
Betreft de verdachten: [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 10] .
Toegewezen:
- [getuige 1] , geboren op [1996] .
Charlie17
Betreft de verdachten: [verdachte 4] , [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 18] .
Toegewezen:
  • [getuige 2] , geboren op [1987] ;
  • [getuige 3] , geboren op [1981] ;
  • [getuige 4] , geboren op [1975] ;

De rechtbank overweegt dat de raadsvrouw van de recent gedagvaarde verdachte [verdachte 18] heeft verzocht om het horen van deze getuige om hem te confronteren met de verklaringen van [getuige 5] . Deze getuige is al meermalen gehoord, maar dit was voordat [verdachte 18] als verdachte in het onderzoek is gedagvaard. Zodoende heeft de verdediging daar niet eerder bij aan kunnen sluiten. Het Openbaar Ministerie heeft zich hier niet tegen verzet. De rechtbank ziet inzake [verdachte 18] het verdedigingsbelang en wijst het horen van deze getuige daarom toe. Ook de raadslieden van de verdachten [verdachte 7] en [verdachte 8] hebben om het (opnieuw) horen van deze getuige gevraagd om hem te vragen of hij verdachte [verdachte 18] of [A] herkent. Gelet op de eerdere beslissing van de rechtbank dat de toegewezen getuigen in een deelonderzoek in de zaken van alle verdachten worden gehoord, krijgen deze raadslieden ook een uitnodiging voor het toegewezen verhoor. De rechtbank wijst die verzoeken dus ook toe.

  • [getuige 6] , geboren op [1986] ;
  • [verdachte 4] , geboren op [1974] ;
  • [verdachte 18] , geboren op [1983] .
Eerder heeft de rechtbank al beslist dat de getuigen [verdachte 1] , [getuige 7] en [getuige 8] in Charlie17 worden gehoord. Voorafgaand aan de zitting heeft het kabinet van de rechter-commissaris aan de raadsvrouw van de recent gedagvaarde verdachte [verdachte 18] de planning van de verhoren van [getuige 9] (niet de hierboven genoemde kroongetuige, maar zijn vader), [getuige 7] en [getuige 8] in juni gestuurd en de raadsvrouw uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn, als zij dat wenst. De raadsvrouw heeft ter zitting van 1 juni 2021 verzocht tot het horen van deze getuigen. De rechtbank ziet daarin het verdedigingsbelang en zal dit toewijzen. Ook overigens, als de raadsvrouw hier niet om had verzocht, was zij voor deze verhoren uitgenodigd, omdat de rechtbank heeft beslist dat de toegewezen getuigen in een deelonderzoek in de zaken van alle verdachten in dat onderzoek worden gehoord. De raadsvrouw kan dus, indien zij dat wenst, aansluiten bij alle nog geplande verhoren inzake Charlie17, de verdenking inzake deelname aan een criminele organisatie en de betrouwbaarheid van de kroongetuige.
TGO Lis
Betreft de verdachten: [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 15] , [verdachte 16] .
Toegewezen:
  • [getuige 10] , geboren op [1983] ;
  • [verdachte 2] , geboren op [1974] .

Door de verdediging is het verzoek gedaan om deze getuigen te horen nu uit een opnieuw beluisterd en uitgewerkt tapgesprek van 22 september 2017 blijkt dat [getuige 10] en [verdachte 2] mogelijk wetenschap hebben over de liquidatie op de heer [B] . Het betreft een recent verstrekt stuk. De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van deze getuigen over dit tapgesprek toe.

Criminele organisatie
Betreft de verdachten: [getuige 5] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] , [verdachte 7] , [verdachte 8] , [verdachte 9] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 13] , [verdachte 14] , [verdachte 15] , [verdachte 16] , [verdachte 17] , [verdachte 18] .
Afgewezen:
- [getuige 11] , tactisch coördinator op het gebied van motorclubs van het [naam] in [woonplaats] .

De raadsman van verdachte [verdachte 2] heeft verzocht om het horen van deze getuige om hem te bevragen over de reputatie van Caloh Wagoh en of hij weet of bijvoorbeeld het plegen van strafbare gedragingen, met name geweld, door Caloh Wagoh werd aangemoedigd en leden bijvoorbeeld problemen kregen indien zij hun lidmaatschap beëindigden of anderszins. Ook wenst de verdediging [getuige 11] te bevragen of hij contact had met andere leden van Caloh Wagoh en zo ja, waarover en hoe dat allemaal verliep in die periode. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet, omdat het criminele samenwerkingsverband rondom [verdachte 4] niet hetzelfde is als Caloh Wagoh. De rechtbank overweegt dat de gevraagde getuige een verbalisant betreft die kennelijk in zijn hoedanigheid als portefeuillehouder contact heeft gehad met bepaalde leden van Caloh Wagoh. De rechtbank ziet echter onvoldoende aanknopingspunten met de verdenkingen en verdachten in deze zaak en stelt vast dat er daarom geen verdedigingsbelang is om deze getuige te horen. De rechtbank overweegt daartoe dat het tenlastegelegde crimineel samenwerkingsverband niet de motorclub Caloh Wagoh als zodanig betreft. De rechtbank wijst het verzoek af.

Verzoeken niet zijnde getuigen
[getuige 5]
Verklaringen van [getuige 5] als getuige en als verdachte
De raadsman heeft verzocht om te bepalen dat de door [getuige 5] afgelegde verklaringen als bijzondere getuige worden gevoegd in alle zaaksdossiers waar [getuige 5] verdachte is en dat deze verklaringen ook worden gezien als door hem afgelegd als verdachte. Dit omdat het in zijn belang als verdachte is om een eventueel nuanceverschil tussen zijn verklaring afgelegd als getuige en als verdachte te voorkomen. Het Openbaar Ministerie heeft naar voren gebracht dat alle verklaringen van [getuige 5] als getuige in zijn strafzaak zijn gevoegd en dat het 226g-dossier en het RC-dossier integraal onderdeel zijn van het Eris-dossier.
De rechtbank overweegt dat er, ook in zaken waarin verdachte zowel getuige als verdachte is, een verschil in wettelijke waarborgen is tussen het afleggen van een verklaring als getuige en als verdachte. Dit maakt dat de verklaringen door een verdachte afgelegd als getuige niet zonder meer kunnen gelden als verklaringen door hem afgelegd als verdachte. De rechtbank kan niet bepalen dat dit onderscheid niet bestaat. Het verzoek zal dus worden afgewezen. Ter terechtzitting kan aan verdachte wel worden gevraagd of hij de verklaringen die hij als getuige heeft afgelegd, ook in zijn hoedanigheid van verdachte handhaaft, hetgeen ook tegemoet komt aan het belang van het verzoek van de raadsman.

[verdachte 6]

Voegen processen-verbaal over TCI-informatie inzake Langenhorst
Eerder is door het Openbaar Ministerie op verzoek van de verdediging toegezegd dat het de verdediging inzage verstrekt in de TCI-informatie inzake Langenhorst. De verdediging heeft hier destijds om verzocht, omdat deze informatie van belang kan zijn voor het onderbouwen van alternatieve scenario’s zoals beschreven in het dossier Langenhorst. Na verkregen inzage heeft de verdediging processen-verbaal geselecteerd waarvan zij gemotiveerd heeft verzocht om deze in het dossier te voegen. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet en heeft daartoe aangevoerd dat de verzochte stukken informatie betreft die redelijkerwijze niet van belang kan zijn voor de behandeling van de strafzaak tegen [verdachte 6] .
De rechtbank overweegt dat de verdediging gemotiveerd heeft verzocht om het voegen van een selectie van processen-verbaal die kunnen dienen tot het onderbouwen van alternatieve scenario’s die mogelijk ontlastend voor verdachte [verdachte 6] kunnen zijn. De rechtbank ziet daarin verdedigingsbelang en wijst het verzoek om die reden toe.

[verdachte 7]

Uittreksel waar [A] heeft gewoond
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de kroongetuige in één van zijn verhoren heeft aangegeven dat hij dacht het ‘het neefje van [C] ’ in [woonplaats] woonde. ‘Het neefje van [C] ’ is steeds veredeld als [verdachte 7] , maar hij heeft niet in [woonplaats] gewoond. De verdediging wenst te kunnen toetsen of [A] wel in [woonplaats] woonde. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat het geen probleem is om dit stuk te verstrekken, maar dat het de vraag is wat deze informatie zal opleveren anders dan de constatering dat [A] wel of niet in [woonplaats] heeft gewoond. De rechtbank wijst het verzoek toe.
Onderzoek naar de Alcatel telefoon met daarop het sms’je ‘Welkom in Turkije’
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat deze telefoon van [A] afkomstig lijkt te zijn, die bij [verdachte 7] heeft gewoond en wel in Turkije is geweest. De raadsvrouw wil een uitdraai van de contactgegevens, sms’jes, de inkomende en uitgaande oproepen van 2017 en ook een onderzoek naar de vraag of er andere simkaarten in de telefoon hebben gezeten. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat de telefoon is onderzocht en dat dit, naast het betreffende sms’je, geen relevante informatie heeft opgeleverd. Hiervan zijn processen-verbaal opgemaakt die de raadsvrouw, desgewenst, in afspraak met de politie zal kunnen inzien. De rechtbank zal derhalve geen beslissing op het verzoek nemen.
Uitdraai met de bij het Openbaar Ministerie bekende telefoonnummers van [A] en een nader onderzoek naar de telefoon van [verdachte 8] of een van deze telefoonnummers zijn opgeslagen in die telefoon en onder welke naam
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie de beschikking heeft over alle onder [verdachte 8] inbeslaggenomen telefoons. De verdediging wenst in te zien hoe [A] als contactpersoon is opgeslagen, nu [A] opmerkelijk genoeg ‘ [naam] ’ wordt genoemd, hetgeen ‘neef’ betekent en de verdediging wil weten of [verdachte 8] [A] ook zo noemt. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat deze gegevens desgewenst op afspraak kunnen worden ingezien. De rechtbank zal derhalve geen beslissing op het verzoek nemen.
Onderzoek naar het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [A] )
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij [A] en dat uit het dossier blijkt dat dat telefoonnummer contact heeft gehad met de telefoon die in detentie onder [verdachte 8] in beslag is genomen. De verdediging wenst verstrekt te krijgen wanneer, hoe lang en hoe vaak dit contact heeft plaatsgevonden en alle daarbij behorende data te ontvangen. Verder wenst de verdediging in te zien of er contact is geweest tussen het telefoonnummer [telefoonnummer] en [verdachte 7] dan wel [verdachte 18] . Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd bereid te zijn om nadere informatie te verschaffen dan wel onderzoek hiernaar te doen, maar ook dat de onderzoeksvraag te algemeen is en nader gespecificeerd dient te worden. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdediging en het Openbaar Ministerie hierover nader in contact zullen treden. De rechtbank zal derhalve geen beslissing op het verzoek nemen.
Onderzoek naar het telefoonnummer [telefoonnummer] ( [verdachte 18] )
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer] onder meer in de periode 2017 in gebruik was bij [verdachte 18] . De verdediging heeft verzocht om nader onderzoek naar alle beschikbare gegevensdragers met het voornoemde telefoonnummer als zoekterm. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat dit onderzoek al is uitgevoerd en dat hetgeen dit onderzoek heeft opgeleverd in het dossier is gevoegd. Nu er verder geen belang is tot nader onderzoek hieromtrent, zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Onderzoek naar SIN AAME6905NL (telefoon [verdachte 18] )
De raadsvrouw heeft in eerste termijn verzocht alle gegevens uit de inbeslaggenomen telefoon van [verdachte 18] met SIN AAME6905NL te mogen ontvangen over de periode 2016 tot en met 2018, nu de verdediging onder meer benieuwd is naar het vermeende WhatsApp-bericht waarin [verdachte 18] zou zijn verteld dat: “Die bro’s 15 en 20 jaar hebben gekregen”. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat dit verzoek nader gespecificeerd dient te worden in tijd en soort omdat deze onderzoeksvraag te algemeen is geformuleerd. Er heeft al onderzoek plaatsgevonden naar het genoemde WhatsApp-bericht, maar een dergelijk bericht is niet aangetroffen. In tweede termijn heeft de raadsvrouw het verzoek beperkt tot de periode van januari 2017 tot mei 2017. De rechtbank overweegt dat zij een verdedigingsbelang ziet in het verstrekken van de verkregen informatie van de telefoon van [verdachte 18] over de periode van januari 2017 tot mei 2017 en zal daarom het verzoek toewijzen.

[verdachte 8]

Onderzoek telefoon [verdachte 8] naar aangetroffen sms’jes dan wel telefoontjes in relatie tot eventueel contact met [A] en/of [verdachte 18]
De raadsman heeft zich aangesloten bij het verzoek van mr. Laurier inzake [verdachte 7] tot het doen van nader onderzoek aan de onder [verdachte 8] in detentie inbeslaggenomen telefoon voor zover dit ziet op telefoongesprekken en sms-berichten in relatie tot het vermeende contact met [A] en/of [verdachte 18] . Het Openbaar Ministerie heeft volstaan met een verwijzing naar zijn reactie inzake [verdachte 7] waarin het heeft aangevoerd dat deze gegevens desgewenst op afspraak kunnen worden ingezien. De rechtbank zal derhalve geen beslissing op het verzoek nemen.
Onderzoek telefoonnummer [telefoonnummer] ( [A] )
De raadsman heeft zich aangesloten bij het verzoek van mr. Laurier inzake [verdachte 7] tot het doen van nader onderzoek aan het telefoonnummer [telefoonnummer] voor zover er in de periode januari 2017 tot mei 2017 contact is geweest tussen [A] en [verdachte 18] , nu zij in deze periode samen op vakantie zouden zijn geweest. Het Openbaar Ministerie heeft volstaan met een verwijzing naar zijn reactie inzake [verdachte 7] omtrent het onderzoek naar het telefoonnummer [telefoonnummer] , echter is het verzoek niet volledig overlappend. De rechtbank overweegt dat zij hier een verdedigingsbelang ziet en zal daarom het verzoek toewijzen.
Onderzoek naar SIN AAME6905NL (telefoon [verdachte 18] )
De raadsman heeft zich aangesloten bij het verzoek van mr. Laurier inzake [verdachte 7] tot het ontvangen van alle onderliggende gegevens van de telefoon van [verdachte 18] (SIN AAME6905NL). In aanvulling heeft de raadsman aangevoerd dat de verdediging wenst in te zien of in de periode van december 2020 tot en met 7 januari 2021 in de telefoon van [verdachte 18] berichten zijn gevonden voor zover gevoerd met [verdachte 8] . De verdediging heeft namelijk de indruk dat naast de telefoongesprekken tevens berichten zijn verstuurd en/of ontvangen op de onder [verdachte 8] in detentie inbeslaggenomen telefoon, maar het is niet geheel duidelijk of daar ook het telefoonnummer van [verdachte 18] tussen staat vermeld. Het Openbaar Ministerie heeft volstaan met een verwijzing naar zijn reactie inzake [verdachte 7] omtrent het onderzoek naar de telefoon van [verdachte 18] . Het verzoek is echter niet gelijkluidend, waardoor het Openbaar Ministerie hier niet expliciet op heeft gereageerd. De rechtbank overweegt dat zij hier een verdedigingsbelang ziet en zal daarom het verzoek toewijzen.

[verdachte 10]

Aanvullende processen-verbaal over [naam] -afleveringen
De raadsvrouw heeft verzocht om aanvullende processen-verbaal waarin wordt vastgelegd dat [verdachte 10] ook in een tweede [naam] -aflevering als xtc-handelaar zou hebben gespeeld (en dus niet alleen als hitman) en dat [verdachte 10] in deze [naam] -aflevering wordt herkend als ‘ [naam] ’. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven in overleg met de verdediging een nader proces-verbaal op te maken over de [naam] -afleveringen. De rechtbank zal daarom op dit verzoek geen beslissing nemen.
Aanvullend proces-verbaal over de vermeende foutieve data inzake [D]
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij uit het proces-verbaal niet kan opmaken dat het PGP-gesprek dat inzake [D] aan [verdachte 10] wordt toegeschreven, op 22 februari 2017 zou hebben plaatsgevonden en niet op 19 februari 2017. Het Openbaar Ministerie heeft toegezegd een aanvullend proces-verbaal op te laten maken over de datum van het genoemde gesprek. De rechtbank zal daarom op dit verzoek geen beslissing nemen.

[verdachte 11] en [verdachte 12]

Verstrekken zendmastgegevens telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] op 09 maart 2017
De verdediging inzake [verdachte 11] heeft verzocht om het verstrekken van de zendmastgegevens van 9 maart 2017 van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] dat aan [verdachte 11] wordt gelinkt, dan wel om het opmaken van een proces-verbaal waarom deze gegevens er niet zijn. De verdediging inzake [verdachte 12] heeft zich hierbij aangesloten. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat de gevraagde historische gegevens zijn opgevraagd in het onderzoek 13Armonk. Deze zal het Openbaar Ministerie ter inzage aan de raadslieden ter beschikking stellen. De rechtbank zal daarom geen beslissing op het verzoek nemen.
Verplichting Openbaar Ministerie conform artikel 3 Besluit processtukken in strafzaken
De verdediging inzake [verdachte 11] heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie conform artikel 3 Besluit processtukken in strafzaken een proces-verbaal aan het dossier moet toevoegen, inhoudende een chronologische volgorde van de stappen en beslissingen die gedurende het onderzoek zijn genomen. De verdediging heeft de rechtbank verzocht het Openbaar Ministerie erop te wijzen dat zij deze verplichting moet nakomen. De verdediging inzake [verdachte 12] heeft zich hierbij aangesloten. Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat aan deze verplichting door hen is voldaan middels de processen-verbaal van relaas.
De rechtbank overweegt dat in een proces-verbaal overeenkomstig artikel 3, eerste lid van het Besluit processtukken in strafzaken de opsporingshandelingen die redelijkerwijs van betekenis zouden kunnen zijn voor (de beoordeling van het verloop van) het onderzoek dienen te worden opgenomen. Dit criterium maakt dat niet alle stappen en beslissingen in chronologische volgorde, zoals door de raadsman is bepleit, in dit proces-verbaal dienen te worden opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat aan deze bepaling in het genoemde besluit voldoende tegemoet is gekomen door de in het dossier gevoegde processen-verbaal van relaas. Voor zover deze processen-verbaal van relaas bij de verdediging vragen zouden hebben opgeroepen, is de verdediging de afgelopen zittingen waarop het steeds mogelijk was om onderzoekswensen in te dienen, voldoende in de gelegenheid geweest deze te stellen. Het verzoek wordt afgewezen.

[verdachte 11]

Verstrekken van een duidelijk overzicht van de chatgegevens van alle telefoons waaraan [verdachte 11] wordt gelinkt
De raadsman heeft aangegeven dat hij inmiddels een zeer onoverzichtelijke Excel-sheet heeft ontvangen, waarin niet duidelijk is welke telefoonnummers bij welke sheet horen. Tevens heeft de raadsman naar voren gebracht dat hij de indruk heeft dat niet alle telefoonnummers die aan [verdachte 11] kunnen worden gelinkt in het overzicht zijn opgenomen. Deze vragen zijn uitgezet bij de politie. De raadsman heeft, zoals ter zitting ook vermeld, geen concreet verzoek aan deze constatering verbonden. Het Openbaar Ministerie heeft naar voren gebracht dat de door de raadsman gestelde vragen op korte termijn zullen worden beantwoord en dat er bij onduidelijkheden contact kan zijn tussen het Openbaar Ministerie, de raadsman en de politie. Nu er geen concreet verzoek is gedaan, hoeft de rechtbank geen beslissing te nemen.

[verdachte 18]

Verwijzing rechter-commissaris
De raadsvrouw heeft verzocht om een open verwijzing naar de rechter-commissaris. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen niet verzet. De rechtbank bepaalt dat zij om proceseconomische redenen in de huidige stand van het geding de zaak half open zal verwijzen naar de rechter-commissaris, zodat de rechter-commissaris al datgene kan doen wat haar noodzakelijk voorkomt ten behoeve van een passende instructie van deze zaak. Mocht dit nodig zijn, dan kan er eventueel een voorzittersbeslissing worden genomen.
Deze beslissingen zijn genomen en uitgesproken op 10 juni 2021 door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en O.P. van Tricht, rechters, bijgestaan door mrs. N. Kruijswijk en B. van Dam als griffier.

BIJLAGE

Beslissing voorlopige hechtenis 31 mei 2021
Mr. Bolluyt / [verdachte 2]
De raadsman heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet. De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten en de aanname van de twaalfjaarsgrond zich in beginsel niet verdragen met een schorsing van de voorlopige hechtenis, tenzij sprake is van uitzonderlijk zwaarwegende persoonlijke belangen. Namens verdachte is een persoonlijk belang geschetst. Hoewel de rechtbank dit belang ziet, vormt dit naar haar oordeel echter niet een zodanig uitzonderlijk en zwaarwegend belang dat dit moet prevaleren boven het maatschappelijk belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Het verzoek tot schorsing wordt daarom afgewezen.

Mr. Van Dongen / [verdachte 15]

De raadsvrouw heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis wegens onvoldoende ernstige bezwaren. Het Openbaar Ministerie heeft zich daartegen verzet. De verdachte heeft bij zijn laatste woord aanvullend verzocht om een schorsing van de voorlopige hechtenis. Het Openbaar Ministerie heeft zich daarover, gelet op het moment van het doen van dit verzoek, niet uitgelaten.
Voorlopige hechtenis opheffen
De rechtbank is van oordeel dat nog steeds sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte voor betrokkenheid bij de liquidatie van [B] . Op 18 maart 2021 heeft de rechtbank de gevangenhouding van verdachte bevolen. Op 28 april 2021 is deze uitspraak door het gerechtshof bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsvrouw aangevoerde punten de ernstige bezwaren die de rechtbank eerder heeft aangenomen niet wegneemt. Het verzoek tot opheffing wordt daarom afgewezen.
Voorlopige hechtenis schorsen
Eveneens wordt het verzoek tot schorsing afgewezen. De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten en de aanname van de twaalfjaarsgrond zich in beginsel niet verdragen met een schorsing van de voorlopige hechtenis, tenzij sprake is van uitzonderlijk zwaarwegende persoonlijke belangen. Door verdachte is niet een zodanig persoonlijk belang geschetst. Het maatschappelijk belang tot voortzetting van de voorlopige hechtenis dient derhalve te prevaleren boven het persoonlijk belang van verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis.

Mr. Weski / [verdachte 13]

De raadsvrouw heeft verzocht om opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis. Het Openbaar Ministerie heeft zich hiertegen verzet.
Voorlopige hechtenis opheffen
De rechtbank oordeelt dat nog steeds sprake is van ernstige bezwaren en gronden en overweegt daartoe het volgende. Op de telefoon die door de politie wordt toegeschreven aan verdachte [verdachte 4] zijn afbeeldingen aangetroffen van PGP-gesprekken met onder meer een account genaamd ‘ [accountnaam] ’. Deze accountnaam is door de politie veredeld op verdachte [verdachte 13] . In het betreffende proces-verbaal van veredeling komen verschillende kenmerken naar voren die op [verdachte 13] betrekking zouden hebben. In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat [verdachte 4] zich bezighoudt met liquidaties en de voorbereiding daarvan en ook dat een PGP-account dat door de politie is veredeld op [verdachte 4] over deze activiteiten berichten stuurt naar ‘ [accountnaam] ’. De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing daarom af.
Voorlopige hechtenis schorsen
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen en is onder andere als persoonlijk belang gesteld dat het jongste kind van verdachte dient te worden geopereerd. De verdediging heeft hieromtrent een verwijsbrief naar een uroloog van 28 mei 2021 overgelegd. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen dit verzoek verzet.
De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten en de aanname van de twaalfjaarsgrond zich in beginsel niet verdragen met een schorsing van de voorlopige hechtenis, tenzij sprake is van uitzonderlijk zwaarwegende persoonlijke belangen. Hoewel de rechtbank in de mogelijke operatie van het kind van verdachte een concreet persoonlijk belang ziet, weegt de rechtbank dit in het licht van de ten laste gelegde feiten niet zwaarder dan het strafvorderlijk belang tot voortzetting van de voorlopige hechtenis. Het verzoek tot schorsing wordt afgewezen.
Beslissingen voorlopige hechtenis 3 juni 2021
Mr. Flokstra / [verdachte 3]
Het Openbaar Ministerie heeft naar voren gebracht dat de voorlopige hechtenis van verdachte sinds 23 april 2021 weer is herleefd na het uitzitten van onherroepelijke vrijheidsstraffen gedurende een schorsing van de voorlopige hechtenis in Eris. De raadsman heeft opnieuw verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis en heeft daarbij als persoonlijk belang van verdachte zijn (mentale) gezondheid, leeftijd en de zorg voor zijn jongste zoon gesteld. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de aangenomen ernstige bezwaren en gronden voor de verdenkingen niet aan een schorsing van de voorlopige hechtenis in de weg hoeven te staan, omdat deze, gelet op het vermeende aandeel van verdachte daarin, relatief zijn. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen een schorsing van de voorlopige hechtenis verzet.
De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten en de aanname van de twaalfjaarsgrond zich in beginsel niet verdragen met een schorsing van de voorlopige hechtenis, tenzij sprake is van uitzonderlijk zwaarwegende persoonlijke belangen. Namens verdachte is een persoonlijk belang geschetst. Hoewel de rechtbank dit belang ziet, en het vermeende aandeel van verdachte in de tenlastegelegde feiten mogelijk relatief geringer is ten opzichte van andere verdachten, is de aard van de ernstige bezwaren desondanks nog steeds van dien aard dat het persoonlijk belang van verdachte niet een zodanig uitzonderlijk en zwaarwegend belang oplevert dat dit moet prevaleren boven het maatschappelijk belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Het verzoek tot schorsing wordt daarom afgewezen.

Mr. Laurier / [verdachte 7]

De raadsvrouw heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis omdat er sinds de aanhouding van verdachte geen belastende stukken in het dossier bij zijn gekomen. Wel is een deel van de onderbouwing van de verdenking door het Openbaar Ministerie weggevallen met het verkrijgen van de vluchtgegevens van Turkish Airlines. Daaruit blijkt namelijk dat verdachte niet naar Turkije is gegaan, terwijl het Openbaar Ministerie altijd heeft aangevoerd dat de drie verdachten daags na de liquidatie naar Istanbul zijn gegaan om geld op te halen. Zodoende zijn er geen ernstige bezwaren. Dit maakt ook dat artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is wat betreft de overige verdenkingen waarvoor verdachte in voorlopige hechtenis zit. Subsidiair heeft de raadsvrouw om schorsing van de voorlopige hechtenis verzocht waarbij namens verdachte als persoonlijk belang is gesteld dat zijn gezin nu afhankelijk is van zijn familie, hij zijn zoon niet ziet opgroeien en het niet goed met hem gaat in detentie. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen deze verzoeken verzet.
Voorlopige hechtenis opheffen
De rechtbank is van oordeel dat er nog steeds sprake is van ernstige bezwaren en gronden die de voorlopige hechtenis kunnen dragen, ook als verdachte niet in Turkije is geweest. Naar aanleiding van de nieuwe stukken overweegt de rechtbank aanvullend nog het volgende. Uit de aanvullende stukken blijkt dat als [verdachte 18] om 10.45 uur door de politie wordt gebeld om te verklaren over de moord op [E] waarvoor [verdachte 7] en [verdachte 8] vastzitten, hij om 11.04 uur met een ander belt en zegt “Ik moet om 12 uur naar het bureau. Ik weet heel goed dat deze mensen mij niet naar huis zullen laten gaan. Begrijp je? Want ze hebben net 15 jaar voor die bro van mij en 20 jaar voor die andere bro”, “ik weet ook niet wat de bro’s gezegd hebben” en “ik ga nu de broer/zus van deze bro bellen om te weten wat er in godsnaam gebeurt”. Om 11.12 en 11.13 uur belt [verdachte 18] vervolgens naar een telefoonnummer dat door de politie wordt toegeschreven aan [getuige 6] , zijnde de halfzus van verdachte [verdachte 7] . Hoewel vaststaat dat [verdachte 7] en [verdachte 8] niet onlangs zijn veroordeeld tot 15 en 20 jaar, levert de overige inhoud van het gesprek in combinatie met het daaropvolgende gesprek in het licht van de overige feiten en omstandigheden dermate ernstige bezwaren op dat dit tezamen maakt dat de rechtbank het verzoek tot opheffen van de voorlopige hechtenis zal afwijzen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde.
Voorlopige hechtenis schorsen
De rechtbank overweegt dat de ernst van de feiten en de aanname van de twaalfjaarsgrond zich in beginsel niet verdragen met een schorsing van de voorlopige hechtenis, tenzij sprake is van uitzonderlijk zwaarwegende persoonlijke belangen. Namens verdachte is een persoonlijk belang geschetst. Hoewel de rechtbank dit belang ziet, vormt dit naar haar oordeel echter niet een zodanig uitzonderlijk en zwaarwegend belang dat dit moet prevaleren boven het maatschappelijk belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Het verzoek tot schorsing wordt daarom afgewezen.

Mr. Troost / [verdachte 10]

De raadsvrouw heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis en heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een verklaring heeft afgelegd die noopt tot een nieuwe beoordeling van de ernstige bezwaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de voorlopige hechtenis te schorsen voor het uitzitten van een onherroepelijke vrijheidsbenemende straf met het parketnummer 10/740580-17. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen opheffen van de voorlopige hechtenis verzet. Het Openbaar Ministerie heeft zich niet verzet tegen een schorsing van de voorlopige hechtenis voor het uitzitten van een onherroepelijke vrijheidsbenemende straf, mits als voorwaarde bij die schorsing wordt opgenomen dat de voorlopige hechtenis in Eris herleeft op het moment dat de executie van de onherroepelijke gevangenisstraf eindigt en dat de straf in hetzelfde regime als dat nu geldt, wordt geëxecuteerd. Dit betekent dat verdachte geen aanspraak op vrijheden en verlof kan maken.
Voorlopige hechtenis opheffen
De rechtbank is van oordeel dat de recent door verdachte afgelegde en aan het dossier toegevoegde verklaring niet maakt dat de eerder aangenomen ernstige bezwaren niet langer aanwezig zijn. De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis daarom afwijzen.
Voorlopige hechtenis schorsen
De rechtbank overweegt dat verdachte met het aanvoeren van het belang tot het uitzitten van een onherroepelijke vrijheidsbenemende straf een concreet persoonlijk belang heeft gesteld dat boven het strafvorderlijk belang tot voorzetting van de voorlopige hechtenis dient te prevaleren en wijst het verzoek tot schorsing dus toe. De rechtbank zal de voorlopige hechtenis in het onderzoek Eris schorsen net zoals zij bij andere verdachten die ook nog een straf uit andere hoofde dienen uit te zitten, heeft gedaan. De rechtbank overweegt daarbij dat deze schorsing geldt voor de duur van de executie van de onherroepelijke straf en dat de voorlopige hechtenis inzake Eris daarna weer herleeft. De rechtbank zal als voorwaarde aan de schorsing verbinden dat het regime waarbinnen de executie van de straf zal plaatsvinden hetzelfde blijft als nu in voorlopige hechtenis geldt en dat verdachte geen aansprak kan maken op vrijheden en verlof. Het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afzonderlijk opgemaakt.

Mr. De Pree / [verdachte 12]

De raadsman heeft een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis gedaan en heeft daartoe aangevoerd dat de rechtbank, gezien haar motivering, bij de vorige beslissing het dossier niet goed heeft geïnterpreteerd of iets over het hoofd heeft gezien. Het Openbaar Minister heeft zich tegen dit verzoek verzet.
De rechtbank stelt vast dat haar beslissing van 18 maart 2021 op 4 mei 2021 door het gerechtshof is bevestigd. De rechtbank is van oordeel dat nog steeds sprake is van ernstige bezwaren en gronden, zoals bij de beslissing van 18 maart 2021 uiteen is gezet. Uit hetgeen door de raadsman is aangevoerd, volgt wellicht dat de raadsman en de rechtbank het dossier anders interpreteren, maar niet dat er sprake is van een foutieve interpretatie door de rechtbank die moet leiden tot het oordeel dat de voorlopige hechtenis moet worden opgeheven. De rechtbank zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis dus afwijzen.

Mr. Nahar / [verdachte 18]

Het Openbaar Ministerie heeft de gevangenneming van verdachte gevorderd voor de verdenking inzake artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft hiertegen verweer gevoerd, inhoudende dat er geen bewijs is dat [verdachte 18] concrete wetenschap had van de vermeende criminele organisatie en dat hij behoorde tot deze criminele organisatie. De raadsvrouw heeft voorts verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen wegens onvoldoende ernstige bezwaren. Subsidiair heeft zij verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen deze verzoeken verzet.
Voorlopige hechtenis opheffen
De rechtbank ziet in dit stadium nog steeds de ernstige bezwaren en gronden die de raadkamer een maand geleden heeft aangenomen. De rechtbank overweegt als volgt. De kroongetuige heeft – kort gezegd – verklaard dat hij drie personen heeft opgehaald na de moord op [E] . Dit waren [verdachte 7] , [verdachte 8] en een onbekende man. Onder verdachte [verdachte 4] is een afbeelding van een PGP-chat van [naam] . van 21 april 2017 gevonden waarin staat: “(onleesbaar) om geen tyd te verliezen (onleesbaar) ast tickets en hotel boeken (onleesbaar) u sochtends voor vertrek pap (onleesbaar) in istanbul kan ik ook direct pap geven sir vertrouw my zal nooit enige risco lopen onnodig en pap geen zorgen daarover dat is het laatste wat my interesseert”. Uit recent verstrekte vluchtgegevens van Turkish Airlines blijkt dat [verdachte 8] met verdachte en een andere persoon op 22 april 2017 is afgereisd naar Turkije en op 27 april 2017 is teruggekeerd. Over het doel van deze reis wordt door deze personen verschillend verklaard. Na het bekend worden van deze bevindingen is verdachte telefonisch uitgenodigd om als getuige een verklaring af te leggen bij de politie over de moord op [E] waarvoor [verdachte 7] en [verdachte 8] vastzitten. In een telefoongesprek kort daarna heeft verdachte het volgende gezegd: “ik moet om 12 uur naar het bureau”, “ik was er maar wat er aan de hand is dat ik niet weet wat er gaande is in de zaak”, “ik weet ook niet wat de bro’s gezegd hebben” en “ik ga nu de broer/zus van deze bro bellen om te weten wat er in godsnaam gebeurt”. Direct nadat verdachte deze laatste zin heeft uitgesproken, belt hij de halfzus van verdachte [verdachte 7] . In het voorgaande ziet de rechtbank voldoende ernstig bezwaren voor de verdenking. De rechtbank overweegt dat hoewel vaststaat dat [verdachte 7] en [verdachte 8] niet onlangs zijn veroordeeld tot 15 en 20 jaar dit gelet op de overige inhoud van het gesprek in combinatie met het daaropvolgende gesprek, niet afdoet aan de ernstig bezwaren. Het verzoek tot opheffen van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen.
Vordering gevangenneming inzake 140 Sr.
De rechtbank overweegt dat zij de ernstige bezwaren in het onderzoek Charlie17 nog steeds aanneemt. Dit in het licht bezien van de verklaringen van de kroongetuige over de organisatie, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er voldoende ernstige bezwaren zijn voor de verdenking van deelname aan een criminele organisatie. Tevens is sprake van de recidivegrond. De rechtbank zal de vordering gevangenneming daarom toewijzen.
Voorlopige hechtenis schorsen
De rechtbank overweegt dat de ernst van het feit en de aanname van de twaalfjaarsgrond zich in beginsel niet verdragen met een schorsing van de voorlopige hechtenis, tenzij sprake is van uitzonderlijk zwaarwegende persoonlijke belangen. Namens verdachte is een persoonlijk belang geschetst. Hoewel de rechtbank dit belang ziet, vormt dit naar haar oordeel echter niet een zodanig uitzonderlijk en zwaarwegend belang dat dit moet prevaleren boven het maatschappelijk belang bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Het verzoek tot schorsing wordt daarom afgewezen.