2.2Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:58) dient de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna, dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. Indien die inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. 3. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres zo dat de klachten die eiseres ervaart en die volgens verweerder niet duurzaam zijn (de aanvullende beperkingen uit de FML van 29 april 2020), volgens eiseres worden veroorzaakt door de aanpassingsstoornis. Als verweerder de aanpassingsstoornis duurzaam acht, zou verweerder volgens eiseres ook de aanvullende beperkingen uit de FML van 29 april 2020 duurzaam moeten achten.
4. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 januari 2021 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dossiergegevens van eiseres heeft bestudeerd. Ook heeft op 21 september 2020 een telefonische hoorzitting en aansluitend medisch onderzoek plaatsgevonden. Uit de rapportage blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle klachten van eiseres en de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de GZ-psycholoog/psychotherapeut drs. H.D. Posthumus van 13 juli 2020, de huisarts van 21 augustus 2020 en de neuroloog [neuroloog] van 13 augustus 2019 in de beoordeling heeft betrokken, evenals de Psyon-expertises van 13 januari 2021. Er zijn geen klachten over het hoofd gezien en alle beschikbare informatie die zich reeds in het dossier bevond, is meegenomen en meegewogen in de beoordeling. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig te achten.
5. Voor wat betreft de duurzaamheid heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat de in de FML van 29 april 2020 aanvullend aangenomen beperkingen niet als duurzaam beschouwd kunnen worden, omdat er geen medische grond is voor het aannemen van duurzame forse beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren, handgebruik en beperkte duurbelastbaarheid. Ten aanzien van de door de psychiater gediagnosticeerde aanpassingsstoornis is de prognose weliswaar betrekkelijk ongunstig, maar voor de overige bekende problematiek van eiseres kan echter volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gesproken worden van een minder dan geringe kans op verbetering. In haar rapportage van 13 april 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voorts toegelicht dat de beperkingen die zijn opgenomen in de FML van
29 april 2020 deels niet passen bij de door de psychiater geconstateerde aanpassingsstoornis. Samengevat komt het er dus op neer dat de beperkingen die duurzaam worden geacht op basis van de aanpassingsstoornis, de beperkingen zijn zoals die zijn opgenomen in de FML van 3 juni 2014. De aanvullende beperkingen in de FML van 29 april 2020 zijn daarom verdergaand dan kan worden aangenomen enkel op basis van de aanpassingsstoornis. Zo heeft de urenbeperking bijvoorbeeld te maken met de life-events die eiseres heeft moeten doormaken en waarvoor verbetering wordt verwacht binnen één jaar zonder medische behandeling. Eiseres wordt voor haar overige (onder meer hand- en buik-)klachten nog behandeld of er is nog een behandeling mogelijk. Op die punten kunnen dus geen duurzame beperkingen worden aangenomen. Dit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd.
6. De rechtbank constateert dat eiseres het verband dat zij legt tussen de aanpassingsstoornis en haar andere klachten niet met medische stukken heeft onderbouwd. Evenmin heeft zij met medische stukken onderbouwd dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig of onjuist is. Dat eiseres al langere tijd klachten heeft en wordt behandeld en zij naar eigen beleving niet meer in staat is om te werken is daartoe naar het oordeel van de rechtbank, zonder aan de beleving van eiseres afbreuk te willen doen, onvoldoende. De rechtbank benadrukt in dit verband dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is geacht omdat zij medisch gezien geen benutbare mogelijkheden zou hebben, maar omdat de arbeidskundige – op grond van de in de FML van 29 april 2020 opgenomen beperkingen – niet voldoende functies heeft kunnen duiden. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 juli 2014 kan haar niet baten, nu naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiseres geen sprake is van een bijzonder geval, waarin de verzekeringsgeneeskundige beoordeling uitwijst dat sprake is van zeer aanzienlijke en blijvende (arbeids-)beperkingen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.