4.11.Frequent buigen tijdens het werk, 4.14 Tillen of dragen, 4.16 Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, 4.17 Hoofdbewegingen maken, 5.5. Geknield of gehurkt actief zijn, 5.8 Het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk en rubriek 6. Werktijden.
8. De rechtbank overweegt dat verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn
aanvullende medische rapportage van 23 april 2021 een reactie heeft gegeven op de door eiser ingebrachte brief van 22 maart 2021 van manueel therapeut, de heer [manueel therapeut]. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat deze informatie geen ander inzicht verschaft in het medische feitencomplex en verwijst daartoe naar zijn eerdere rapportages waarin hij hierop heeft gereageerd. De rechtbank kan dit volgen. Naar haar oordeel blijkt uit de medische rapportage van 30 juli 2020 dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische rapportages van de behandelend sector, waaronder die van de manueel therapeut, voldoende in zijn heroverweging heeft betrokken. Uit de aangenomen beperking op beoordelingspunt 1.9 Specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid volgt dat eiser is aangewezen op een prikkelarme omgeving, een voorspelbare werksituatie en geen hoog handelingstempo. Daaruit blijkt niet dat door verweerder onvoldoende rekening is gehouden met zijn hypersensitiviteit met PPPD. Verder blijkt uit de rapportage van 29 oktober 2019 van de heer [A] (ANIOS), getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts de heer [verzekeringsarts 2], dat ook in de primaire fase gemotiveerd is ingegaan op het dubbelzien, de evenwichtsklachten en de overprikkeldheid van eiser.
9. De rechtbank oordeelt dat de verwijzing door eiser naar de rechtspraak van de CRvB
in deze zaak niet van toepassing is, aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep eisers duizeligheidsklachten niet in twijfel trekt en dat hij hieraan ook niet voorbij is gegaan. Het geschil betreft de omvang van de gestelde beperkingen ten aanzien van de duizeligheidsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om op grond van de door eiser ingebrachte medische informatie meer beperkingen in de FML vast te stellen, omdat voor de duizeligheidsklachten tot op heden geen medisch substraat is gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij dit voldoende onderbouwd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep sluit zich aan bij de rapportage van Van den Berg, die aangeeft dat bij eiser de hoofdklacht hypersensitiviteit en PPPD vormen, maar dat geen sprake is van afwijkingen en dat sprake is van een normale vestibulaire functie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt in zijn medische rapportage van 24 maart 2021 ook tot die conclusie. Aangezien er geen afwijkingen zijn, moeten de klachten van eiser volgens hem als aspecifiek worden geduid. Verder geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep als verklaring van de aspecifieke duizeligheidsklachten aan dat hyperventilatie een rol kan spelen, zoals de KNO-arts ook in dat verband volgens hem aangeeft. In aanvulling hierop geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn aanvullende medische rapportage van 3 mei 2021 nog een medische verklaring voor de duizeligheidsklachten van eiser, namelijk dat het wordt veroorzaakt door zijn gespannen nekspieren. Dit leidt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter niet per definitie tot een beperking in fysieke inspanningen. Eiser dient daarom bewegingen langzaam uit te voeren, om te voorkomen dat duizeligheidsklachten worden opgewekt. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat deze motivering niet toereikend is.
10. De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep
de door eiser ingebrachte medische informatie onvoldoende in de rapportages heeft meegenomen en dit onvoldoende heeft vertaald naar medische beperkingen van eiser.
De beroepsgrond slaagt niet.
11. Verder voert eiser aan dat hij ’s nachts steeds wakker wordt door de pijn,
oorsuizingen en nachtmerries. Ook slaapt hij overdag een halfuur tot ander halfuur om bij te tanken na een lichte activiteit en neemt hij veel rust tussen de activiteiten door om de dag door te kunnen komen. Daarom acht eiser zich niet in staat om 8 uur per dag en 40 uur per week te werken. Er dient volgens hem een verdergaande urenbeperking te worden opgelegd. Eiser onderbouwt zijn standpunt met de rapportage van 25 november 2019 van neuroloog
de heer [B] (AIOS), mede namens neuroloog de heer dr. [neuroloog], waarin staat dat het belangrijk is voor eiser om zijn energie goed te verdelen.
12. De rechtbank overweegt dat in de primaire fase door de heer [A]
(ANIOS), getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts de heer
[verzekeringsarts 2], een urenbeperking is aangenomen, omdat eiser snel overbelast en vermoeid is. Eiser is enigszins beperkt geacht voor wat betreft uren, namelijk gemiddeld ongeveer 8 uur per dag en gemiddeld ongeveer 40 uur per week. Verder is hij beperkt geacht voor het werken in de nacht en het werken in wisseldiensten ten bate van een goede nachtrust. De verzekeringsarts bezwaar en beroep sluit zich hierbij aan.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende onderbouwd dat op basis
van de beschikbare medische informatie geen grond bestaat om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Weliswaar geeft neuroloog [B] in zijn rapportage van 25 november 2019 aan dat eiser zijn energie goed moet verdelen, maar uit de rapportage in het kader van de EZwB van 29 oktober 2019 blijkt dat eiser bij het revalidatietraject bij [revalidatie], dat hij tot juli 2019 heeft doorlopen, heeft geleerd om zijn belastbaarheid beter op te vangen met dagindeling en energielevel. Verder geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn aanvullende medische rapportage van 3 mei 2021, in reactie op de rapportage van [B], aan dat het optreden van vermoeidheid in het dagelijkse leven door een ziektebeeld niet direct hoeft te leiden tot het aannemen van een urenbeperking. In dat verband overweegt de rechtbank dat uit de
Standaard duurbelastbaarheid in arbeidblijkt dat
bij de beoordeling van de urenbeperking op energetische gronden de belangrijkste meetinstrumenten het dagverhaal, de inhoud en constellatie van medische gegevens en de perceptie en cognitie van het eigen onvermogen van cliënt zijn. In de medische rapportage van 29 oktober 2019 komt naar voren dat eiser opstaat, doucht, één keer per week de boodschappen doet en dagelijks in de middag gaat wandelen. Tussendoor rust en slaapt hij even. Op andere dagen ondergaat eiser onderzoeken, regelt hij afspraken of belt hij na met artsen en doet hij in de ochtend of middag oefeningen in het kader van de therapie. Hij kookt samen met zijn vriendin, coacht twee keer in de week een rugby jeugdteam en op de zaterdag is hij meestal bij wedstrijden aanwezig. Ook is bij eiser geen sprake van verminderde beschikbaarheid overdag en preventieve redenen op grond waarvan een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
14. Tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit heeft eiser geen beroepsgronden
naar voren gebracht, anders dan dat hij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Aangezien de rechtbank de medische beoordeling niet onjuist vindt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat verweerder per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, de heer [arbeidsdeskundige], op 18 augustus 2019 overleg gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de geschiktheid van de geduide functies voor eiser.