ECLI:NL:RBMNE:2021:2660

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
21/849
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing tegemoetkoming NOW3.1-regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. de Kruijf, had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op basis van de NOW3.1-regeling voor de periode van 1 november 2020 tot en met 31 januari 2021. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres geen loonkosten had voor het betreffende loonheffingennummer in juni 2020. Dit besluit was gebaseerd op gegevens die op 26 augustus 2020 bekend waren bij de verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 10 juni 2021, die via een Skype-verbinding plaatsvond, was eiseres aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de verweerder ook vertegenwoordigd was. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In de overwegingen werd benadrukt dat de NOW3.1-regeling een subsidieregeling is en dat bedrijven alleen recht hebben op subsidie als zij voldoen aan de voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de peildatum van 26 augustus 2020 legitiem was en dat de toepassing van artikel 16, zevende lid, van de regeling niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel of andere beginselen van behoorlijk bestuur. Eiseres had geen recht op de gevraagde tegemoetkoming, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft eiseres gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/849

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

10 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. de Kruijf)
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Procesverloop

Met het besluit van 6 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres voor het loonheffingennummer [loonheffingennummer] niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op basis van de derde tranche van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW3.1-regeling) voor de periode
1 november 2020 tot en met 31 januari 2021. Eiseres heeft namelijk geen loonkosten gehad met betrekking tot dat loonheffingennummer in de maand juni 2020. Hierbij gaat verweerder uit van de gegevens die op 26 augustus 2020 bij hem bekend was. De aanvraag is daarom afgewezen.
Met het besluit van 1 februari 2021 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2021 door middel van een Skype-verbinding. Eiseres was aanwezig en heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De NOW 3.1-regeling is een subsidieregeling. Dat wil zeggen dat bedrijven recht
kunnen hebben op een subsidie, maar alleen indien en voor zover zij voldoen aan de voorwaarden van de regeling.
2. In de NOW3.1-regeling is in hoofdstuk 2 opgenomen dat de referentiemaand juni 2020
is. In artikel 16, zevende lid, van de regeling is bepaald dat de loonsom wordt vastgesteld op grond van de loonaangifte en eventuele wijzigingen daarop zoals die uiterlijk op
26 augustus 2020 zijn ingediend. In het geval van eiseres is ergens voor 26 augustus 2020 een nulaangifte gedaan. Op 31 augustus 2020 is deze gecorrigeerd.
3. Eiseres vraagt eigenlijk om artikel 16, zevende lid, van de regeling, waarin de peildatum
van 26 augustus 2020 is vastgelegd, buiten toepassing te laten. Een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, kan door de rechter in een zaak over een besluit dat op zo’n voorschrift berust, worden getoetst op rechtmatigheid. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. Bij die indirecte toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer. Eiseres heeft daarover aangevoerd dat de peildatum in haar geval onevenredig hard uitpakt.
4. Uit de Nota van Toelichting bij de NOW3-regeling blijkt dat de wetgever expliciet voor
een specifieke peildatum heeft gekozen. Er wordt uitgegaan van de loongegevens zoals deze gelden op 26 augustus 2020. Uit de Nota van Toelichting bij de NOW3-regeling blijkt dat het moet gaan om een datum die gelegen is vóór de aankondiging van deze regeling ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s. Er is geen vermoeden dat daar bij eiseres sprake van is, maar dat is wel de reden dat voor die peildatum is gekozen. Dat is een legitiem doel. De NOW-regelingen hebben niet als doel om een alomvattende regeling te bieden. De NOW3 is een grofmazige regeling, die zo eenvoudig mogelijk is opgesteld om in korte tijd zoveel mogelijk ondernemingen te kunnen helpen. Uitzonderingen en maatwerk zouden dit veel moeilijker maken. Hoewel een dergelijke peildatum voor sommige werkgevers nadelig kan uitpakken doordat zij geen voorschot kunnen ontvangen, is toepassing van artikel 16, zevende lid, van de NOW3 daarom niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het is ook niet gebleken dat deze bepaling in strijd is met enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur of met hogere regelgeving. Er bestaat dan ook geen aanleiding om het artikel buiten toepassing te laten of onverbindend te verklaren.
5. De conclusie is dat verweerder terecht is uitgegaan van de loonsom zoals die bekend
was op 26 augustus 2020 en dat eiseres geen recht heeft op een tegemoetkoming op basis van de NOW3.1-regeling.
6. Aangezien het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen
aanleiding.
7. De rechtbank stuurt binnen twee weken een proces-verbaal van de mondelinge
uitspraak. Verder heeft de rechtbank eiseres gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep als zij het niet eens is met deze uitspraak. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
10 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.