ECLI:NL:RBMNE:2021:2736
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van uitkering op grond van de Ziektewet en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) te beëindigen. Verweerder had op 10 juli 2020 besloten dat eiser meer dan 65% van zijn loon kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 11 augustus 2020. Eiser was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder op 26 oktober 2020.
Tijdens de zitting op 18 juni 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. M. el Ahmadi, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Kuilenburg. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts van verweerder als zorgvuldig en begrijpelijk beoordeeld. Eiser voerde aan dat zijn psychische klachten niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen voldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle argumenten van eiser had besproken en dat de medische beoordeling niet onjuist was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen reden was om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Tevens werd erop gewezen dat partijen in hoger beroep konden gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. A. Belhadi.