Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een gezondheidsverklaring had ingediend voor de verlenging van zijn groot rijbewijs, en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser was eerder geschikt verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën A/B/BE/T, maar werd ongeschikt verklaard voor de categorieën C/CE op basis van een binoculair gezichtsveld dat minder dan 160 graden was. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het CBR handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 1 juni 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat er geen verandering in zijn gezondheid was en dat hij bereid was een rijvaardigheidstest af te leggen.
De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht had geoordeeld dat eiser niet voldeed aan de eisen van de Regeling eisen geschiktheid 2000, die een minimumnorm van 160 graden voor het horizontale gezichtsveld voorschrijft. De rechtbank benadrukte dat de regelgeving geen ruimte biedt voor uitzonderingen op basis van persoonlijke omstandigheden en dat het algemene belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van de aanvrager. Eiser's argument dat hij in 2014 wel geschikt was verklaard, werd verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat een eerder gemaakte fout niet herhaald hoeft te worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.