ECLI:NL:RBMNE:2021:2853
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake openbaarmaking register nevenwerkzaamheden Rijksuniversiteit Groningen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een individu, had een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) om openbaarmaking van het register van nevenwerkzaamheden. Dit verzoek was gedaan op 1 november 2019, maar werd door de RUG geweigerd in een besluit van 20 december 2019. De RUG handhaafde deze weigering in latere besluiten, maar de rechtbank verklaarde het beroep van verzoekster gegrond en vernietigde de besluiten van de RUG, voor zover deze betrekking hadden op de weigering om het register openbaar te maken.
Naar aanleiding van de uitspraak heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde dat gegevens uit het register zouden worden verwijderd of gewijzigd voordat de RUG een nieuw besluit zou nemen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er op dat moment geen aanleiding was om aan te nemen dat gegevens verloren zouden gaan. De RUG had aangegeven dat de gegevens die niet langer in het register stonden, nog steeds beschikbaar waren in de personeelsdossiers van de RUG. De voorzieningenrechter benadrukte dat de RUG een bewaarplicht heeft en dat de informatie niet verloren mag gaan.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat de RUG ervoor moet zorgen dat eventueel openbaar te maken gegevens uit het register niet verloren gaan. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.