ECLI:NL:RBMNE:2021:2860

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/423
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden na rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een particulier beveiliger, en de korpschef van de politie. Eiseres had eerder toestemming gekregen om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, maar deze toestemming werd op 2 december 2019 ingetrokken omdat eiseres verdacht werd van rijden onder invloed van alcohol. Eiseres had op 13 maart 2020 een strafbeschikking van € 400,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 75 dagen opgelegd gekregen. De korpschef oordeelde dat de betrouwbaarheid en integriteit van eiseres niet meer boven iedere twijfel verheven was, wat leidde tot de intrekking van de toestemming.

Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de belangenafweging van de korpschef onevenredig was. Ze voerde aan dat het rijden onder invloed een eenmalig incident was en dat er geen sprake was van alcoholmisbruik. Eiseres had ook deelgenomen aan een cursus van het CBR en had een blanco strafblad. De rechtbank oordeelde echter dat de korpschef in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiseres niet voldoende betrouwbaar was om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. De rechtbank benadrukte dat in de beveiligingsbranche hoge eisen worden gesteld aan de betrouwbaarheid van medewerkers en dat het feit dat eiseres had gereden onder invloed een ernstige aantasting van de rechtsorde was.

De rechtbank concludeerde dat de korpschef de toestemming terecht had ingetrokken en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De rechtbank wees erop dat de belangen van eiseres, zoals haar inkomen en opleiding, geen rol konden spelen in de beoordeling van haar betrouwbaarheid. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van griffier mr. L. Ruizendaal-van der Veen, en werd openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/423

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.H. Boomstra),
en

de korpschef van de politie,

(gemachtigde: mr. M.J. Telderman-Veltman).

Procesverloop

In het besluit van 2 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder de eerder verleende toestemming voor het door eiseres laten verrichten van beveiligingswerkzaamheden ingetrokken.
In het besluit van 10 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2021 via een Skype-verbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. K.J. de Vaan, waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Op 2 december 2019 is aan het [instelling] toestemming verleend om beveiligingswerkzaamheden door eiseres te laten verrichten, vanwege de opleiding tot particulier beveiliger die eiseres toen volgde. [1] Op 24 juni 2020 is deze toestemming door verweerder ingetrokken. [2] De reden hiervoor is dat eiseres verdacht werd van rijden onder invloed van alcohol op 13 maart 2020. Eiseres heeft hiervoor op 17 november 2020 een strafbeschikking van € 400,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 75 dagen opgelegd gekregen. Volgens verweerder is eiseres door dit feit onvoldoende betrouwbaar en is de betrouwbaarheid en integriteit van eiseres niet meer boven iedere twijfel verheven. [3]
Standpunt eiseres
2. Eiseres is het niet eens met deze intrekking. Zij stelt dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt onevenredig is. Het rijden onder invloed is een eenmalig incident en eiseres zal niet weer de fout in gaan. Dit blijkt onder meer uit het onderzoek van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), waarin staat dat geen sprake is van alcoholmisbruik bij eiseres, uit de deelname van eiseres aan de cursus ‘alcohol en verkeer’ van het CBR en uit het blanco strafblad van eiseres. Daarnaast kan uit de afdoening door het Openbaar Ministerie (OM) volgens eiseres niet worden afgeleid dat het OM vindt dat sprake is van een ernstig feit. De straf ligt immers lager dan wat volgens de richtlijnen van het OM [4] doorgaans voor dit soort feiten wordt opgelegd. Verder heeft het besluit nadelige consequenties voor de toekomst en de financiële situatie van eiseres. Zij is in de zomer van 2020 gestart met de opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid en zal in het kader van deze opleiding stages moeten lopen waarvoor de toestemming nodig is. Zij is daarnaast voor haar inkomen afhankelijk van onder meer haar studiefinanciering. Die zal worden ingetrokken als zij gedwongen met haar opleiding moet stoppen.
Wettelijk kader
3. Voordat iemand te werk kan worden gesteld bij een beveiligingsorganisatie heeft hij toestemming nodig van verweerder. [5] Deze toestemming wordt geweigerd als de persoon niet beschikt over de bekwaamheid en de betrouwbaarheid die nodig is voor het te verrichten werk. [6] Als zich na het verlenen van de toestemming omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan verweerder de toestemming niet zou hebben verleend als dit zich zou hebben voorgedaan of bekend was geweest ten tijde van de toestemming, dan kan verweerder de toestemming intrekken. [7]
4. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [8] , overweegt de rechtbank dat verweerder beoordelingsruimte toekomt bij de beantwoording van de vraag of eiseres voldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie werkzaamheden te verrichten, dan wel voldoende betrouwbaar is om de belangen van de veiligheidszorg of goede naam van de bedrijfstak niet te schaden. Verder mogen aan medewerkers in de beveiligingsbranche, gelet op de aard van deze branche, hogere eisen worden gesteld dan aan medewerkers in willekeurige andere betrekkingen. Dit betekent dat verweerder als maatstaf mag toepassen dat de betrouwbaarheid en integriteit van beveiligingsmedewerkers boven iedere twijfel verheven dient te zijn. [9]
5. De aan verweerder toekomende beoordelingsruimte is ingevuld met de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Beleidsregels). Uit paragraaf 3.3 van de Beleidsregels volgt dat verweerder de toestemming om als beveiliger te werken niet zal verlenen indien bij het onderzoek van de betrouwbaarheid blijkt van a) veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken, of b) andere omtrent de aanvrager bekende feiten. Verweerder heeft in het besluit en op zitting aangegeven de afwijzing op paragraaf 3.3, aanhef en onder b, gebaseerd te hebben.
6. In paragraaf 3.3, aanhef en onder b, van de Beleidsregels is nader uitgewerkt dat de toestemming kan worden geweigerd wanneer op grond van andere omtrent de betrokkene bekende en relevante feiten kan worden aangenomen dat hij of zij onvoldoende betrouwbaar is om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. Daarvan zal met name sprake zijn indien iemand er blijk van heeft gegeven rechtsregels naast zich neer te leggen waarvan de overtreding beschouwd kan worden als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. In de rechtspraak is de invulling die in paragraaf 3.3, aanhef en onder b, van de Beleidsregels aan de term ‘betrouwbaarheid’ wordt gegeven, niet onredelijk of anderszins rechtens onjuist geacht. [10]
Oordeel van de rechtbank
7. Eiseres heeft erkend dat zij het delict rijden onder invloed heeft gepleegd en dit blijkt ook uit het proces-verbaal van de politie. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat rijden onder invloed een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde is. Met dit feit heeft eiseres immers medeweggebruikers en zichzelf in gevaar gebracht en een risico gevormd voor de verkeersveiligheid, terwijl het bewaken van de veiligheid van personen juist één van de kernwaarden is in de beveiligingsbranche. Verweerder heeft hierbij ook van belang mogen achten dat eiseres 610 ug/l heeft geblazen bij de blaastest, hetgeen bijna zeven keer de toegestane hoeveelheid is voor een beginnend bestuurder (88 ug/l), zoals eiseres. Dat het OM een strafbeschikking heeft opgelegd die lager is dan volgens zijn richtlijn doorgaans wordt opgelegd, maakt niet dat kan worden geconcludeerd dat het OM het niet als een ernstig strafbaar feit heeft gezien. Bovendien mag de korpschef een eigen afweging maken en is hij niet gebonden aan het oordeel en de overwegingen van het OM.
8. Verweerder heeft vervolgens gekeken of er omstandigheden in deze zaak spelen waardoor hij, ondanks het door eiseres gepleegde strafbare feit, toch tot de conclusie moet komen dat eiseres wel voldoende betrouwbaar is. Verweerder heeft hierbij naar het oordeel van de rechtbank alle relevante omstandigheden meegewogen en mocht tot de conclusie komen dat de betrouwbaarheid van eiseres niet boven iedere twijfel verheven is. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het tijdsverloop sinds het feit nog te kort is om de conclusie te kunnen trekken dat er geen kans op recidive is. De door eiseres naar voren gebrachte omstandigheden, dat zij een cursus bij het CBR heeft gevolgd en dat het CBR niet vond dat sprake was van alcoholmisbruik, heeft verweerder ook onvoldoende mogen vinden om aan te nemen dat de kans op recidive nagenoeg nihil is. Ook indien geen alcoholmisbruik wordt aangenomen kan immers dezelfde fout worden gemaakt die aan de betrouwbaarheid van een beveiligingsmedewerker in de weg staat. Dat eiseres stelt een blanco strafblad te hebben, heeft verweerder ook onvoldoende mogen vinden om het recidiverisico nihil te achten. Aan de betrouwbaarheid van beveiligingsmedewerkers mogen immers hoge eisen worden gesteld. Verweerder heeft hier doorslaggevend mogen achten dat eiseres een ernstig feit heeft gepleegd, waarbij zij het toegestane limiet voor alcoholgebruik ruimschoots heeft overschreden.
9. Dat eiseres belang heeft bij de toestemming, omdat dit invloed heeft op haar inkomen en de vraag of zij haar opleiding kan afronden, zijn geen omstandigheden die verweerder heeft hoeven meewegen. Dit zijn immers geen omstandigheden die invloed hebben op de vraag of eiseres voldoende betrouwbaar moet worden geacht om beveiligingswerkzaamheden uit te oefenen. Uit de rechtspraak volgt dat een hardheidsclausule er niet toe mag leiden dat iemand die niet voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid, toch te werk gesteld mag worden. [11] Als dus is vastgesteld dat iemand onvoldoende betrouwbaar is, kunnen andere omstandigheden geen rol meer spelen. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat het bij de door eiseres naar voren gebrachte belangen gaat om een voorzien en beoogd gevolg van de bevoegdheid van verweerder tot intrekken van de toestemming, waarmee de wetgever bij het opstellen van de wet dus al rekening heeft gehouden.
10. Op grond van het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de betrouwbaarheid van eiseres niet boven iedere twijfel verheven is.
Conclusie
11. De rechtbank concludeert dat verweerder de toestemming tot het verrichten van beveiligingswerkzaamheden heeft mogen intrekken, omdat getwijfeld mag worden of eiseres beschikt over de betrouwbaarheid die nodig is voor het verrichten van die werkzaamheden. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 7, tweede lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr).
2.Artikel 7, vijfde lid, van de Wpbr.
3.Artikel 3.3 onder a van de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Beleidsregels).
4.Richtlijnen voor strafvordering rijden onder invloed van alcohol en/of drugs en rijden tijdens een rijverbod (2018/R004) van het Openbaar Ministerie.
5.Artikel 7, eerste lid, van de Wpbr.
6.Artikel 7, vierde lid, van de Wpbr.
7.Artikel 7, vijfde lid, van de Wpbr.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 1 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2950).
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 17 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2447).
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 1 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2950).
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van ABRvS 4 juni 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:2005).