ECLI:NL:RBMNE:2021:2868

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/901
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorg op basis van de Wet langdurige zorg wegens gebrek aan blijvende zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en CIZ Unit Klachten en Bezwaar. Eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 30 september 2020 was afgewezen en dat het bezwaar tegen deze afwijzing op 25 januari 2021 ongegrond was verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting, die via een Skype-verbinding plaatsvond, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, terwijl verweerder ook een gemachtigde had. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat niet was aangetoond dat eiser blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig had om ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank overwoog dat, hoewel eiser beperkingen ondervond door zijn psychische stoornis, de medische adviezen aangaven dat er geen noodzaak was voor 24-uurszorg. Eiser had weliswaar hulp nodig bij dagelijkse activiteiten, maar deze zorgbehoefte was niet van dien aard dat deze als blijvend kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de aanvraag had afgewezen, omdat niet aan alle voorwaarden voor een Wlz-indicatie was voldaan. Eiser had geen objectieve medische informatie overgelegd die een ander oordeel rechtvaardigde. De rechtbank wees erop dat er nog behandelmogelijkheden voor eiser waren, wat de blijvende zorgbehoefte in twijfel trok.

De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/901
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: A.H.H. Prins),
en

CIZ Unit Klachten en Bezwaar, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

In het besluit van 30 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om zorg in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
In het besluit van 25 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2021 via Skype-verbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat uit de medische adviezen van 29 september 2020 en 5 januari 2021 weliswaar volgt dat bij eiser sprake is van de grondslag ‘psychische stoornis’, maar er voor eiser geen noodzaak bestaat voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Ook is niet gebleken dat de zorgbehoefte zoals die nu bestaat blijvend is.
3. Eiser voert aan dat verweerder Wlz-indicatie moet toekennen als er sprake is van een grondslag. In dit geval is sprake van een psychische grondslag, zodat verweerder op basis daarvan aan eiser een Wlz-indicatie had moeten verstrekken. Eiser heeft daarbij een blijvende zorgbehoefte. Eiser is al zijn hele leven onder behandeling om de zorgbehoefte te verminderen, maar er komt geen verbetering in. Verbetering valt ook niet meer te verwachten. Eiser heeft alle uren van de dag begeleiding nodig om hem aan te sturen zodat hij alle dagelijkse noodzakelijke verrichten kan doen. Eiser voert verder aan dat de medisch adviseurs hem in persoon hadden moeten zien.
4. De rechtbank overweegt dat iemand alleen voor een indicatie op grond van de Wlz in aanmerking komt als aan alle voorwaarden is voldaan. Verweerder heeft geen mogelijkheid om van deze regels af te wijken. Kort samengevat komt het er op neer dat iemand alleen in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie als: [1]
- er een grondslag is; en
- er 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig is om ernstig nadeel te voorkomen; en
- deze zorgbehoefte blijvend is.
5. De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat eiser beperkingen heeft als gevolg van zijn psychische problematiek en dat hij hierdoor is aangewezen op begeleiding en zorg door derden. De rechtbank stelt vast dat verweerder medisch onderzoek heeft laten verrichten naar de situatie van eiser. De rechtbank is van oordeel dat de medische adviezen zorgvuldig zijn geweest, omdat de medisch adviseurs de dossiergegevens (bestaande uit informatie van behandelaars), de Wlz-aanvraag en de in bezwaar overgelegde (medische) gegevens hebben bestudeerd, waaronder ook de informatie van de huisarts. Op basis van deze informatie hebben zij zich een duidelijk beeld kunnen vormen van de medische situatie van eiser. Daarom bestaat geen grond voor het oordeel dat zij eiser in persoon hadden moeten onderzoeken. [2] Uit het medisch advies van 5 januari 2021 blijkt dat verweerder de grondslag psychische stoornis heeft aangenomen. Op deze grondslag kan per 1 januari 2021 Wlz-zorg worden toegekend. De vraag is dus vervolgens of de zorgbehoefte die hieruit voortvloeit voor de rest van eisers leven dusdanig ernstig is dat hij op 24 uur zorg per dag blijft aangewezen.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van de medische adviezen terecht het standpunt heeft ingenomen dat niet is komen vast te staan dat eiser een blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Eiser heeft hulp nodig bij planning, organisatie, herinneren aan afspraken, stimulatie om tot activiteiten te komen, financiën, aansturing bij onderdelen van de algemene dagelijkse levensverrichtingen, het huishouden en sociale situaties, maar dit zijn planbare zorgmomenten. Hieruit blijkt niet dat bij eiser de noodzaak bestaat tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Verder is niet gebleken dat de ondersteuningsbehoefte van eiser blijvend is. Meerdere behandelaars hebben aangegeven dat er nog behandelmogelijkheden zijn. Zo heeft eiser bijvoorbeeld geen individueel intensief begeleidingstraject gevolgd gericht op uitbreiding van de zelfredzaamheid. Doordat er volgens de behandelaars nog behandelmogelijkheden voor eiser zijn, valt niet uit te sluiten dat er geen verbetering meer in de situatie van eiser is te verwachten. In hetgeen eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de medisch adviseurs. Eiser heeft geen objectieve medische informatie overgelegd waaruit een ander oordeel blijkt. Het document van het UWV waar eiser in beroep naar verwijst, is door de medisch adviseur meegenomen bij de advisering in de bezwaarfase. Bovendien heeft een dergelijk onderzoek van het UWV een ander karakter. Het UWV onderzoekt namelijk of iemand in staat is om te werken, terwijl om in aanmerking te komen voor een Wlz-indicatie moet worden beoordeeld of iemand blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft. Daarom kan dit document niet afdoen aan de door verweerder ingewonnen medische adviezen.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de aanvraag van eiser om Wlz-zorg heeft afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2021 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Juridisch kader
Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, l voor hem zelf te voorkomen,
1° door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2° door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Per 1 januari 2021 is ook de psychische stoornis als grondslag toegevoegd.
In artikel 3.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wlz is bepaald dat in het eerste lid onder blijvend wordt verstaan: van niet voorbijgaande aard.
In het, tweede lid, aanhef en onder c, is bepaald dat in het eerste lid onder ernstig nadeel voor de verzekerde wordt verstaan een situatie waarin de verzekerde:
1° zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2° zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3° ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4° ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt.

Voetnoten

1.Voor alle regels die op deze zaak van toepassing zijn wordt verwezen naar de bijlage die onderdeel uitmaakt van dit proces-verbaal.
2.Zie in dit kader bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:243.