ECLI:NL:RBMNE:2021:2953
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
WIA-uitkering; beoordeling arbeidsongeschiktheid en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een WIA-uitkering aan eiser, die als klinisch laborant neurofysiologie werkzaam was. Eiser was op 12 juni 2017 ziek geworden en had op 10 juni 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) heeft in zijn besluit van 5 juni 2019 vastgesteld dat eiser 21,79% arbeidsongeschikt is, wat onder de drempel van 35% ligt voor het recht op een WIA-uitkering. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard in zijn besluit van 3 december 2019.
Eiser heeft beroep ingesteld en tijdens de zitting op 2 december 2020 zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de onvoldoende erkenning van zijn beperkingen, overwogen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat de medische beoordeling op goede gronden is vastgesteld. Eiser heeft niet voldoende medische informatie overgelegd om zijn stelling dat hij meer arbeidsongeschikt is dan vastgesteld, te onderbouwen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft verweerder wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,- en het griffierecht van € 48,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.