Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hoofdzaakmet zaak-/rolnummer C/16/496406 / HA ZA 20-89 van
[procesdeelnemer III], handelend onder de naam
[handelsnaam],
vrijwaringszaakmet zaak-/rolnummer C/16/504841 / HA ZA 20-405 van
1.De procedure in de hoofdzaak
- het vonnis in incident van 10 juni 2020;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van 13 januari 2021 van [procesdeelnemer II] ;
- het e-mailbericht van 1 maart 2021 waarbij, tegelijk met de vrijwaringszaak, een mondelinge behandeling is bepaald op 8 juni 2021.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding in vrijwaring tevens vordering in incident tot (afgifte van) bescheiden ex artikel 22 jo 843a Rv van 23 juni 2020;
- de akte overleggen producties van 1 juli 2020;
- de conclusie van antwoord in incident van 12 augustus 2020 van Nationale Nederlanden;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring van 9 september 2020 van Nationale Nederlanden.
- het vonnis in incident van 2 december 2020;
- het e-mailbericht van 1 maart 2021 waarbij, tegelijk met de hoofdzaak, een mondelinge behandeling is bepaald op 8 juni 2021.
3.Het verdere verloop van de procedure in beide zaken
De griffier heeft tijdens de zitting aantekeningen gemaakt. Mr. Kremer heeft het standpunt van Menzis in de hoofdzaak verder toegelicht. Mr. Van der Goen heeft het standpunt van [procesdeelnemer II] , zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak, verder toegelicht. Mr. Van Dijke heeft het standpunt van Nationale Nederlanden in de vrijwaringszaak nader toegelicht. Verder hebben de advocaten en partijen vragen van de rechtbank beantwoord en over en weer op elkaars standpunten gereageerd.
4.De overwegingen
[E](onder meer) geoordeeld: “Verdachte heeft opdracht gegeven tot het bouwen van een balustrade zonder daartoe een erkend persoon of bedrijf te benaderen, terwijl verdachte zelf op het gebied van bouwconstructies geen vakkennis heeft. Hij heeft [medeverdachte] een balustrade laten bouwen dat aan een bepaald uiterlijk moest voldoen zonder hem te voorzien van constructieberekeningen en tekeningen. De constructie van de balustrade bleek ondeugdelijk te zijn toen diverse personen hier tegenaan leunden, waardoor de balustrade bezweek. Vervolgens is een aantal personen van het balkon gevallen ten gevolge waarvan één van hen een dwarslaesie en een verlamming vanaf de armen naar beneden en een ander een gebroken ruggenwervel heeft opgelopen. Hiermee heeft verdachte de lichamelijke gezondheid en integriteit van deze twee slachtoffers ernstig aangetast. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij opdracht heeft gegeven tot het bouwen van de balustrade zonder aan de veiligheidseisen te voldoen. Verdachte bekommerde zich vooral om het uiterlijk van de te bouwen balustrade.” De rechtbank heeft wat [E] betreft bewezen verklaard: “Medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven” en hem veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren.
[procesdeelnemer III](onder meer) geoordeeld: “Verdachte heeft zonder bouwtechnische kennis in opdracht van [medeverdachte] een balustrade gebouwd. Verdachte heeft bij de bouw van de balustrade geen constructieberekeningen en tekeningen gebruikt. Verdachte heeft de balustrade aldus gebouwd zonder zich ervan te vergewissen dat de constructie hiervan deugdelijk en veilig was. De constructie bleek ondeugdelijk te zijn toen diverse personen hier tegenaan leunden, waardoor de balustrade bezweek en vervolgens diverse personen van het balkon vielen ten gevolge waarvan één van hen een dwarslaesie en een verlamming vanaf de armen naar beneden en een ander een gebroken ruggenwervel heeft opgelopen. Hiermee heeft verdachte de lichamelijke gezondheid en integriteit van deze twee slachtoffers ernstig aangetast.”
De rechtbank heeft wat [procesdeelnemer III] betreft bewezen verklaard: “Medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, terwijl dit misdrijf wordt gepleegd in de uitoefening van enig beroep” en hem veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren.
- € 302.234,73, vermeerderd met wettelijke rente hierover met ingang van de dag dat de diverse betalingen zijn verricht tot aan de dag van de algehele voldoening, voor de reeds door Menzis voldane kosten van medische behandeling van [D] ;
- € 4.840,00 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente hierover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
Verder doet [procesdeelnemer II] een beroep op verjaring, betwist zij de hoogte van de gestelde schade en het causaal verband met het ongeval en voert zij aan dat sprake is van een negatief eigen vermogen, zodat een veroordeling de ondergang van [procesdeelnemer II] betekent. Ook vraagt [procesdeelnemer II] de onderlinge draagplicht met [procesdeelnemer III] vast te stellen op 5% voor [procesdeelnemer II] en 95% voor [procesdeelnemer III] , dan wel op een lager percentage dan 50% voor [procesdeelnemer II] .
Tot slot, áls [procesdeelnemer II] al iets zou moeten betalen aan Menzis, dan moet Nationale Nederlanden als haar aansprakelijkheidsverzekeraar haar daarvoor vrijwaren.
uitdrukkelijk aansprakelijk” wordt gesteld voor de gemaakte en nog te maken medische kosten, welke brief [procesdeelnemer II] overigens zelf als productie 2 heeft overgelegd bij haar incidentele conclusie tot oproeping en vrijwaring van 6 mei 2020 (in de hoofdzaak). Uit het e-mailbericht van 18 mei 2015 van de toenmalige advocaat van [procesdeelnemer II] (productie P bij conclusie van antwoord in vrijwaring van 9 september 2020 (in de vrijwaringzaak)) volgt bovendien dat genoemde aansprakelijkstelling bij brief van 17 april 2015 wel degelijk door [procesdeelnemer II] is ontvangen. Het beroep op verjaring gaat daarom niet op.
habe nichts”-criterium. Dit is echter geen argument dat (in deze procedure) leidt tot het achterwege laten van vaststelling van aansprakelijkheid en/of veroordeling tot betaling.
De vordering is op dit punt niet toegelicht of onderbouwd. Daarom zal de rechtbank, gezien rapport Voorwerk II, dit deel van de vordering afwijzen.
5.545,00
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)