ECLI:NL:RBMNE:2021:3091

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
UTR 20/3919
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing over WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 6 maart 2017 ziek meldde, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over haar WIA-uitkering. Eiseres was werkzaam als senior hypotheekacceptant en bereikte op 1 maart 2020 het einde van de wachttijd voor een WIA-uitkering. Het UWV bepaalde dat zij recht had op een WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 75,51%, maar na bezwaar werd dit percentage verlaagd naar 71,62%. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft de zaak op 6 mei 2021 behandeld via een Skype-verbinding. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de verweerder niet verscheen. De rechtbank oordeelde dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Eiseres voerde aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door haar aangevoerde gronden onvoldoende had weerlegd, wat leidde tot een motiveringsgebrek.

De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, de heer S. Groeneveld, in zijn rapportages voldoende gemotiveerd had ingegaan op de gronden van eiseres. Ondanks een motiveringsgebrek in de eerste rapportage, was dit hersteld in latere rapportages. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages aan de vereisten voldeden. Eiseres had geen nieuwe bevindingen gepresenteerd die de eerdere beoordelingen in twijfel trokken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde het UWV tot vergoeding van de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: J.P. Schildkamp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1.1.
Eiseres meldde zich op 6 maart 2017 ziek. Zij was toen werkzaam als senior
hypotheekacceptant voor circa 36 uur per week. Op 1 maart 2020 bereikte zij het einde van
de wachttijd voor een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA-uitkering).
1.2.
Met het besluit van 2 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat
eiseres vanaf die datum recht heeft op een WIA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%. Eiseres is voor 75,51% arbeidsongeschikt geacht.
1.3.
Met het besluit van 22 september 2020 (het bestreden besluit) is het bezwaar gegrond
verklaard. De WIA-uitkering wijzigt niet, maar wel de inkomenseis. Dat is het bedrag dat volgens de arbeidsdeskundige nog door eiseres per maand kan worden verdiend. Eiseres is voor 71,62% arbeidsongeschikt geacht.
1.4.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2021 door middel van een
Skype-verbinding. Eiseres was aanwezig en heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Verweerder is met bericht vooraf niet verschenen.

Het geschil

2. In geschil tussen partijen is of verweerder terecht heeft bepaald dat eiseres per
2 maart 2020 recht heeft op een WIA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%. Verweerder heeft eiseres voor 71,62% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres is het hier niet mee eens en voert aan dat zij volledig arbeidsongeschikt is.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Die rapportages moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapportages:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapportages en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapportage van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
4. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door haar in bezwaar aangevoerde gronden onvoldoende heeft weerlegd. Daarom is volgens haar sprake van een motiveringsgebrek. Als voorbeelden verwijst eiseres naar beoordelingspunten
2.3 Sprekenen
4.16
Frequent zware lasten tillen tijdens het werkin samenhang met beoordelingspunt
4.14
Tillen of dragenvan de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Ook is de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgens eiseres ten onrechte niet ingegaan op haar visusklachten en dat beeldschermwerk door haar moet worden vermeden danwel worden beperkt.
5. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, de heer S. Groeneveld , heeft in zijn rapportage van 11 juni 2020 de medische informatie uit de behandelend sector benoemd, maar de rechtbank mist in die rapportage de concrete vertaalslag naar de functionele mogelijkhedenlijst. Hij had daartoe naar de normen van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) kunnen verwijzen. Aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit heeft nagelaten, concludeert de rechtbank dat sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet geen reden om het bestreden besluit te vernietigen. Verweerder heeft dit gebrek namelijk in de beroepsfase met de aanvullende medische rapportages van 6 januari 2021 en 13 april 2021 hersteld. In die aanvullende rapportages is de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd op de gronden van eiseres ingegaan, waarbij hij ter onderbouwing van zijn standpunt mede verwijst naar de CBBS normen. Eiseres heeft van deze aanvullende rapportages kennis kunnen nemen en heeft deze kunnen betwisten. De rechtbank passeert het gebrek daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wel moet het gebrek ertoe leiden dat eiseres recht heeft op vergoeding van de in beroep gemaakte proceskosten en het griffierecht.
6. De rechtbank concludeert voor het overige dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat uit de rapportage van 11 juni 2020 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier heeft bestudeerd en op 11 juni 2020 een telefonische hoorzitting met eiseres heeft gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in onderling samenhang bezien, aan de drie voorwaarden.
Is de medische beoordeling juist?
Medische beperkingen
7. Eiseres voert aan dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Eiseres moet beperkt worden geacht op de volgende beoordelingspunten van de FML:
1.9.4. Geen afleiding door activiteiten van anderen,
1.9.6 Werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, 1
.9.8 Werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is,
2.3 Spreken,
2.12.1 Werk waarin meestal weinig of geen rechtstreeks contact met klanten is,
2.12.2 Werk waarin meestal weinig of geen direct contact met patiënten isen
4.16 Frequent zware lasten hanteren tijdens het werk. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een rapportage van 4 februari 2021 van een verzekeringsarts, de heer D. Erdogan , van adviesbureau 1Medisch Adviseur ingebracht.
8. Allereerst overweegt de rechtbank dat uit de door eiseres ingebrachte rapportage van de verzekeringsarts blijkt dat bij hem geen nieuwe bevindingen naar voren zijn gekomen ten aanzien van de lichamelijke en psychische klachten van eiseres in vergelijking met de rapportages van de verzekeringsartsen van verweerder. Het gaat er dus om of de medische informatie op de juiste wijze is vertaald door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelt dat dit het geval is en ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor de conclusie dat de medische beoordeling onjuist is. Dat betekent dat de rapportage van Erdogan geen twijfel zaait aan de rapportages van Groeneveld . De rechtbank legt dit als volgt uit.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in de aanvullende rapportage van
13 april 2021 gemotiveerd aan dat de rapportage van Erdogan geen aanleiding geeft tot het herzien van zijn standpunt. Ten aanzien van specifieke voorwaarden voor het persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid brengt Groeneveld naar voren dat de aandacht en concentratie van eiseres ten tijde van het spreekuur op 11 juni 2020 niet evident gestoord zijn en dat zij zaken goed kan memoreren. Eiseres voldoet daarom niet aan de gestelde criteria van de CBBS normen voor het aannemen van een beperking op de beoordelingspunten
1.9.4. Geen afleiding door activiteiten van anderenen
1.9.6 Werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen. Ook uit de door eiseres ingebrachte rapportage van Erdogan blijkt dat tijdens het gesprek met eiseres geen concentratiestoornissen door hem werden geobjectiveerd.
Ondanks haar borderline stoornis is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook geen aanleiding om een beperking aan te nemen op de beoordelingspunten 1.9.8, 2.12.1 en 2.12.2 van de FML. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst hij naar de CBBS normen. Ten aanzien van beoordelingspunt 1
.9.8 Werk waarin geen hoog handelingstempo vereist is, geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat alleen een beperking kan worden aangenomen bij een ernstige depressie of ernstige neurologische beelden, hetgeen bij eiseres niet aan de orde is. Ter zitting geeft eiseres hierover aan dat zij dit niet als zodanig in CBBS kan terugvinden. De rechtbank stelt vast dat in de toepasselijke versie van CBBS staat dat het onvermogen om een hoog handelingstempo te realiseren zich zowel bij somatische als psychische ziektebeelden
kanvoordoen. Dat betekent dat het niet per definitie het geval hoeft te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom bij eiseres niet is gebleken van een onvermogen tot het realiseren van een hoog handelingstempo. Het door eiseres ingebrachte rapport van Erdogan zaait geen twijfel op dat punt. Erdogan geeft weliswaar aan dat door aandriftverlies bij een depressie het realiseren van een hoog handelingstempo problematisch is, maar concretiseert onvoldoende waaruit dat dan bij eiseres blijkt. De rechtbank concludeert daarom dat het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende is weersproken.
Ten aanzien van beoordelingspunten
2.12.1 Werk waarin meestal weinig of geen rechtstreeks contact met klanten isen
2.12.2 Werk waarin meestal weinig of geen direct contact met patiënten isbrengt Groeneveld naar voren dat niet is gebleken, gelet op zijn onderzoeksbevindingen, dat eiseres helemaal niet of beperkt kan omgaan met klanten en patiënten of hulpbehoevenden. De rechtbank kan dit volgen. De door eiseres ingebrachte rapportage van Erdogan zaait ook op dat punt geen twijfel. Erdogan blijft namelijk algemeen in zijn formuleringen, waardoor hij onvoldoende specifieert waarom eiseres hierop beperkt moet worden geacht.
10. Ten aanzien van beoordelingspunt
2.3 Sprekenvan de FML geeft Groeneveld in de aanvullende rapportage van 6 januari 2021 aan dat hij geen beperking heeft aangenomen, omdat dit niet met een medische oorzaak is te onderbouwen. Bij eiseres is namelijk geen sprake van aantoonbare orgaanafwijkingen of afwijkingen van het zenuwstelsel. Verder verwijst hij naar zijn bevindingen tijdens het spreekuur van 11 juni 2020, namelijk dat eiseres weliswaar soms enige moeite heeft om de juiste woorden te vinden, maar dat zij haar klachten en beperkingen wel voldoende kan weergeven. De rechtbank stelt vast dat ook de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts geen aanleiding ziet om hierop een beperking aan te nemen. Erdogan geeft namelijk aan dat tijdens het gesprek met eiseres geen spreekproblematiek werd geobjectiveerd. Ook een tekortkoming aan het gezichtsvermogen werd niet geobjectiveerd. Erdogan ziet daarom ook op dat punt geen aanleiding om daarvoor een beperking aan te nemen. In dat verband geeft Groeneveld aan dat hij eiseres in staat acht om 5 uur per dag beeldschermwerk te verrichten, gelet op de aangenomen urenbeperking en het feit dat eiseres alleen voor de uveïtis ooggel gebruikt. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze onderbouwing voor onjuist te houden.
11. Ten aanzien van beoordelingspunt
4.16 Frequent zware lasten hanteren tijdens het werkvan de FML brengt Groeneveld naar voren dat een beperking op dit beoordelingspunt niet kan worden aangenomen. Eiseres is namelijk op beoordelingspunt
4.14 Tillen of dragenlicht beperkt geacht, hetgeen volgens hem al zeer coulant gezien het stadium van haar ziektebeeld. Volgens de definitie van 4.16 vindt het hanteren van zware lasten van circa 15 kg ieder uur 10 maal plaats. Gelet op de aangenomen urenbeperking van eiseres, hoeft dit maximaal 5 uur per dag plaats te vinden. Ook om die reden acht Groeneveld dit voor eiseres haalbaar. De rechtbank kan dit volgen. Naar haar oordeel heeft Erdogan niet gemotiveerd onderbouwd waarom eiseres hierop beperkt moet worden geacht. Hij geeft namelijk slechts aan dat hiervoor een medische reden is. Ook ter zitting kon eiseres dit niet toelichten. De rechtbank overweegt hierbij nog dat het bij beoordelingspunt 4.14 gaat om tillen of dragen in het
dagelijks levenen bij 4.16 gaat het om zwarte lasten hanteren tijdens het
werk.
De beroepsgrond slaagt niet.
Urenbeperking
12. Daarnaast voert eiseres aan dat een verdergaande urenbeperking moet worden opgelegd. Zij moet beperkt worden geacht op beoordelingspunten
6.1 Perioden van het etmaal, namelijk geen avond- en nachtdiensten,
6.2 Uren per dag, namelijk maximaal 4 uur,
6.3
Uren per week, namelijk 20 uur en
6.4 Overige beperkingen ten aanzien van werktijden, namelijk geen wisselende diensten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een rapportage van 4 februari 2021 van een verzekeringsarts, de heer D. Erdogan , van adviesbureau 1Medisch Adviseur ingebracht.
13. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de FML van 20 januari 2020 beperkt is geacht ten aanzien van
6.2 Uren per dag, namelijk gemiddeld ongeveer 4 uur met een uitloop tot
5 uur en ten aanzien van
6.3 Uren per week, namelijk gemiddeld ongeveer 20 uur met een uitloop tot 25 uur. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de conclusie dat de aangenomen urenbeperking onvoldoende is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in de aanvullende rapportage van 6 januari 2021 namelijk aan dat met de aangenomen urenbeperking al in ruime mate rekening wordt gehouden met de fysiek energetische beperkingen van eiseres, waarbij alle handelingen maximaal voor 5 uur per dag mogen plaatsvinden. Verder heeft eiseres met de aangenomen urenbeperking voldoende tijd om te recupereren. In aanvulling hierop geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de aanvullende rapportage van 13 april 2021 aan dat eiseres, gelet op de aangenomen urenbeperking, al ruim voldoende tijd heeft om te herstellen van activiteiten.
Het is daarom volgens hem niet noodzakelijk om eiseres beperkt te achten ten aanzien van avond- en nachtdiensten en het niet draaien van wisselende diensten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts onvoldoende gemotiveerd onderbouwd waarom bij eiseres een verdergaande urenbeperking moet worden opgelegd.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
14. Eiseres voert aan dat zij niet geschikt is voor de geduide functies van archief
medewerker, machinaal metaalbewerker, huishoudelijk medewerker gebouwen en administratief ondersteunend medewerker wegens overschrijding van het aantal uren per dag en per week. Verder zijn de functies van huishoudelijk medewerker gebouwen en één functie in de categorie papierwarenmaker/dozenmaker/kartonnagemedewerker niet geschikt, omdat de functies in de avonden worden verricht. Gelet op de beperkingen die moeten worden aangenomen op de beoordelingspunten
1.9.4 Geen afleiding door activiteiten van anderenen
1.9.6 Werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingenvan de FML is de functie van administratief ondersteunend medewerker niet geschikt. Bij de functies van papierwarenmaker, dozenmaker en kartonnagemedewerker geldt ook een overschrijding van de belastbaarheid ten aanzien van beoordelingspunt
1.9.4 Geen afleiding door activiteiten van anderenvan de FML. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een rapportage van 4 februari 2021 van een verzekeringsarts, de heer D. Erdogan , en een arbeidsdeskundige, mevrouw A. Reckers , van adviesbureau 1Medisch Adviseur ingebracht.
15. Tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit heeft eiseres geen beroepsgronden
naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Aangezien de rechtbank de medische beoordeling niet onjuist vindt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de arbeidsdeskundige van verweerder per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
Verzoek om benoeming van een onafhankelijke medisch deskundige
16. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om een onafhankelijke deskundige in te schakelen
die onderzoek kan doen naar haar belastbaarheid. Hierbij beroept eiseres zich op het beginsel van “equality of arms”, dat is genoemd in het arrest ‘Korošec’ van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. [1]
17. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank
van oordeel dat de medische beoordeling voldoet aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld. Het beroep van eiseres op het arrest ‘Korošec’ slaagt niet. De rechtbank ziet namelijk geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat verweerder haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. In het dossier zitten, naast de beoordelingen van de verzekeringsartsen van verweerder, diverse stukken van behandelaars van eiseres. Verder heeft eiseres een rapportage van 4 februari 2021 van een verzekeringsarts, de heer D. Erdogan , van adviesbureau 1Medisch Adviseur ingebracht. Dergelijke stukken zijn naar hun aard geschikt om twijfel te zaaien over het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze informatie is kenbaar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken bij de beoordeling van de arbeidsmogelijkheden van eiseres. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt. Daarmee is in dit geval voldaan aan het vereiste van een gelijke procespositie. Uit het arrest ‘Korošec’ volgt niet dat de rechter uit een oogpunt van “equality of arms” gehouden zou zijn een medisch deskundige te benoemen in de situatie waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de behandelaars inzichtelijk bij zijn beoordeling heeft betrokken, zoals hier aan de orde is. Tot slot twijfelt de rechtbank, zoals ook hiervoor is overwogen, niet aan de juistheid van de medische beoordeling. Ook daarin bestaat dus geen reden voor het inschakelen van een onafhankelijke medisch deskundige.

Conclusie

18. Verweerder heeft terecht bepaald dat eiseres per 2 maart 2020 voor 71,62%
arbeidsongeschikt is op grond waarvan zij recht heeft op een WIA-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.
19. Omdat sprake is van een motiveringsgebrek, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te
veroordelen in de proceskosten van eiseres. De rechtbank stelt dit op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Daarnaast draagt de rechtbank verweerder op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de door eiseres redelijkerwijs gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.496,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
12 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.EHRM, 8 oktober 2015, ECLI:CE:ECHR:2015:1008:JUD007721212, zaaknummer 77212/12.