ECLI:NL:RBMNE:2021:313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
20_2372
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische rapportages in het kader van de Ziektewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 20 januari 2021, is het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Eiseres, die sinds 24 september 2018 arbeidsongeschikt is, ontving een Ziektewet-uitkering die per 3 mei 2020 werd stopgezet omdat zij volgens het Uwv in staat zou zijn meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet juist waren beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapportages voldoende onderbouwd waren. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de medische beoordeling onjuist was, wat zij niet had gedaan. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die geen aanleiding zagen voor het aannemen van verdere beperkingen. Eiseres had geen nieuwe medische informatie ingebracht die haar standpunt kon onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was de geduide functies te vervullen en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2372

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. M. Pinarbasi,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
gemachtigde: M.J.H. van Kuilenburg.

Procesverloop

Bij besluit van 2 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij per 3 mei 2020 geen uitkering meer krijgt op grond van de Ziektewet (ZW), omdat zij per 13 januari 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd (het maatmanloon).
Bij besluit van 9 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, omdat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) is gewijzigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 23 november 2020 plaatsgevonden via een
Skype-verbinding. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens was er voor eiseres een tolk voor de Turkse taal aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Eiseres is op 24 september 2018 uitgevallen voor haar werk als pakketbezorger. Zij heeft van 22 mei 2019 tot en met 11 september 2019 een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg ontvangen. Zij is aansluitend hierop arbeidsongeschikt gebleven met dezelfde klachten. Verweerder heeft eiseres per 11 september 2019 een ZW-uitkering toegekend. In verband met de EerstejaarsZiektewetBeoordeling heeft de primaire verzekeringsarts in de FML beperkingen aangenomen in verband met de lage rugklachten van eiseres. De primaire arbeidsdeskundige heeft op grond hiervan de restverdiencapaciteit berekend op 100%. Hierna heeft verweerder het primaire besluit genomen.
Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML aangepast. In verband met de lage rugklachten zijn er aanvullende beperkingen aangenomen op de items 4.10, 4.20, 5.5 en 5.6. Vanwege het medicatiegebruik wordt eiseres op item 1.9.9 beperkt geacht met een toelichting, wordt bij item 2.0 een toelichting gegeven en wordt bij item 2.11 een beperking met een toelichting gegeven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen verdergaande beperkingen aangenomen. Op grond van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep één van de eerder geduide functies laten vervallen en een alternatieve functie geduid. Op grond hiervan is de restverdiencapaciteit van eisers wederom berekend op 100%. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres per
13 januari 2020 meer dan haar 65% van haar maatmanloon kan verdienen. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Beoordelingskader
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Zorgvuldigheid
4. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen informatie bij de huisarts heeft opgevraagd over de verwijzing van eiseres naar een psycholoog. Verder is het onderzoek onzorgvuldig verricht omdat er een telefonische hoorzitting heeft plaatsgevonden, waarbij de dochter van eiseres als tolk heeft opgetreden. Eiseres heeft zich hierbij niet goed kunnen uitdrukken. Ten slotte vindt eiseres het onderzoek onzorgvuldig omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek bij haar heeft verricht.
Opvragen informatie bij huisarts
5. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is omdat ten onrechte geen medische informatie bij de huisarts is opgevraagd. De primaire verzekeringsarts heeft de dossiergegevens bestudeerd, heeft eiseres gezien op het spreekuur en heeft haar medisch onderzocht. In het kader van de heroverweging heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dossiergegevens bestudeerd, een telefonische hoorzitting gehouden en aansluitend daarop medisch onderzoek verricht.
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] geldt dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin al een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid, of indien eiseres stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen. De rechtbank is niet gebleken dat één van beide situaties zich heeft voorgedaan.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 18 mei 2020 gerapporteerd dat eiseres heeft verteld over haar rugklachten met uitstraling naar haar benen. Zij geeft aan geen andere klachten te hebben. Desgevraagd naar de verwijzing naar een psycholoog, vertelt eiseres dat de huisarts dat nodig vond vanwege haar rugklachten. Op de vraag welke problemen zij met de psycholoog gaat bespreken, geeft ze aan dat ze over haar aanhoudende rugklachten gaat praten. Ook op de zitting heeft eiseres verklaard dat zij naar een psycholoog is doorverwezen in verband met haar rugklachten. Zij heeft op de zitting nog toegelicht dat zij sinds drie maanden onder behandeling is van een psycholoog. Zij weet echter niet of er een intake heeft plaatsgevonden of dat er een diagnose is gesteld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom geen nadere medische informatie is opgevraagd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat er nog geen diagnose gesteld was, noch de behandeling was gestart.
Telefonische hoorzitting met dochter als tolk
6. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht omdat de dochter van eiseres als tolk heeft opgetreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover op 18 mei 2020 gerapporteerd dat eiseres tijdens de hoorzitting heeft verteld over haar klachten. Haar dochter, toen 15 jaar oud, heeft een paar keer geholpen met vertaling van wat complexere zinnen. Eiseres voert het gesprek voornamelijk zelfstandig als eenvoudige, korte en duidelijke vragen worden gesteld. Het tempo van spreken is normaal. Eiseres kan het gesprek van 30 minuten volgen en geeft adequate antwoorden.
Hoewel een telefonische hoorzitting met behulp van de dochter als tolk niet de meest ideale situatie is, leidt het in dit geval niet tot de conclusie dat het onderzoek onzorgvuldig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich niet alleen gebaseerd op het telefonisch gesprek maar ook op de stukken die zich al in het medisch dossier bevonden. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de informatie die eiseres heeft verschaft voldoende duidelijk is geweest voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bovendien heeft eiseres een uitnodiging voor de telefonische hoorzitting gekregen zodat zij van tevoren wist wanneer deze plaats zou vinden. Zij heeft ten behoeve hiervan dan ook zelf kunnen zorgdragen voor bijstand van een geschikte tolk.
Geen lichamelijk onderzoek
7. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eisers niet lichamelijk heeft onderzocht. De primaire verzekeringsarts heeft wel lichamelijk onderzoek bij eiseres verricht. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit onderzoek in de heroverweging via een telefonische hoorzitting getoetst en eiseres telefonisch onderzocht.
8. De beroepsgronden tegen de zorgvuldigheid van het onderzoek slagen niet.
Medische beoordeling
9. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat verweerder haar beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid heeft onderschat. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten onrechte geen beperkingen als gevolg van haar psychische klachten aangenomen. Eiseres heeft op de zitting van 23 november 2020 verklaard dat zij sinds drie maanden onder behandeling is bij een psycholoog, maar zij weet niet of er een intake heeft plaatsgevonden of dat een diagnose is gesteld. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar rugklachten onderschat en haar slaapproblematiek onvoldoende onderkend.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is en overweegt daartoe als volgt.
Psychische klachten
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 mei 2020 geen aanleiding gezien om ten aanzien van de psychische klachten verdere beperkingen aan te nemen. Dit komt niet naar voren uit de aard en ernst van de somatische aandoening, de lopende behandelingen en het functioneren van eiseres in haar dagelijks leven. Er zijn geen klachten en belemmeringen gepresenteerd ten aanzien van psychisch functioneren. Er zijn geen evidente afwijkingen geconstateerd bij het onderzoek, noch is een diagnose gesteld of een behandeling opgestart door een behandelaar.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de door eiseres in beroep overgelegde medische informatie op 3 augustus 2020 gerapporteerd dat er geen aanleiding is om per de datum in geding (13 januari 2020) verdergaande medische beperkingen aan te nemen op het niveau van persoonlijk en sociaal functioneren. Er worden geen samenhangende klachten / belemmeringen, stoornissen en handicaps op het niveau van psychisch functioneren geconstateerd. In bezwaar is niet aan de psychische klachten voorbijgegaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft concrete vragen gesteld en doorgevraagd naar de door eiseres ervaren psychische klachten en belemmeringen. Uit het primaire onderzoek, de eigen bevindingen en het schrijven van de huisarts blijken geen ziekteverschijnselen met betrekking tot de psychische toestand van eiseres. In juni 2020 (na de datum in geding) spreekt een pijnspecialist een vermoeden uit over een
somatisch-symptoomstoornis. De diagnose moet nog gesteld worden. Ook als deze diagnose wordt gesteld, zal alleen de diagnose het aannemen van medische beperking per de datum in geding zonder andere aspecten niet rechtvaardigen.
Rugklachten
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 18 mei 2020 aanvullende beperkingen in de FML aangenomen met betrekking tot de rugklachten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 3 augustus 2020 gerapporteerd dat uit de overgelegde medische info blijkt dat sprake is van pijnklachten in de rug/bekkenregio die door de neuroloog en pijnspecialist niet goed verklaarbaar zijn. Er zijn geen structurele afwijkingen/stoornissen geconstateerd die verdergaande beperkingen rechtvaardigen.
Slaapproblematiek
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 3 augustus 2020 gerapporteerd dat de slaapklachten in bezwaar bekend waren. De klachten leiden echter niet zonder meer tot de aanname van beperkte duurbelastbaarheid conform de standaard “duurbelasting in arbeid’. Er is immers geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding door te groot energiegebruik of van een verstoord dag/nachtritme als gevolg van een aandoening zoals een stemmingsstoornis, een slaap gerelateerde ventilatiestoornis, waarbij recuperatie overdag aannemelijk is. Dit laatste heeft eiseres ook niet aangegeven. Het multidisciplinair traject is gericht op educatie, conditieopbouw en opbouw van de bewegingsradius. Dit pleit niet voor het aannemen van verdergaande beperkingen ten aanzien van psychisch/somatisch functioneren of een urenrestrictie.
Oordeel van de rechtbank
15. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen in de overwegingen dat er geen (verdergaande) beperkingen moeten worden aangenomen als gevolg van psychische klachten, rugklachten en slaapproblematiek. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht op grond waarvan meer of verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat zij geen stukken van de behandeling bij de psycholoog heeft ingebracht ter onderbouwing van haar psychische klachten. De beroepsgronden slagen niet.
Arbeidskundige beoordeling
16. Eiseres stelt dat zij, gelet op haar psychische klachten, rugklachten en slaapproblemen, de drie geduide functies niet kan verrichten. Verder voert ze aan dat de functies productiemedewerker industrie en monteur printplaten moeten komen te vervallen omdat de arbeidsdeskundige ten onrechte het opleidingsniveau van eiseres heeft bepaald op niveau 2. Dit moet volgens eiseres niveau 1 zijn. Eiseres voert ook aan dat zij de functies niet kan vervullen omdat zij de Nederlandse taal niet spreekt.
Belastbaarheid ten aanzien van het verrichten van arbeid
17. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat zij niet in staat is de drie door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies te verrichten. Zoals hierboven overwogen gaat de rechtbank uit van de juistheid van de beperkingen die verweerder bij eiseres heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 18 mei 2020. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 mei 2020 blijkt dat eiseres in staat wordt geacht de volgende functies te verrichten: textielproductenmaker (SBC-code 111160, productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en monteur printplaten (SBC-code 267051). De arbeidsdeskundige heeft in dit rapport voldoende gemotiveerd dat deze drie functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres zoals omschreven in de FML van 18 mei 2020. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de geduide functies niet zou kunnen verrichten. Op grond van deze functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de restverdiencapaciteit per 13 januari 2020 vastgesteld op 100%.
Opleidingsniveau
18. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de geduide functies niet passend te achten vanwege het gevraagde opleidingsniveau.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 6 augustus 2020 toegelicht dat uit het CBBS handboek blijkt dat onder opleidingsniveau 1 wordt verstaan het volgen van enkele jaren basisonderwijs in Nederland of in het buitenland. Onder opleidingsniveau 2 wordt verstaan het voltooid hebben van het basisonderwijs in Nederland of in het buitenland. Op de zitting heeft eiseres verklaard dat zij het basisonderwijs in Turkije heeft afgerond.
Uit de ‘arbeidsmogelijkhedenlijst AO-criterium’ blijkt dat de geduide functie met SBC-code 111160 een functie is met opleidingsniveau 1. De functies met SBC-codes 111180 en 267051 zijn functies met opleidingsniveau 2.
Beheersing van de Nederlandse taal
19. De CRvB heeft in een uitspraak van 26 januari 2015 [2] overwogen dat ook iemand met een beperkte lees- en taalvaardigheid in de Nederlandse taal doorgaans in staat kan worden geacht eenvoudige productiematige functies te vervullen.
Uit de functiebeschrijvingen in het ‘Resultaat functiebeoordeling AO-criterium’ volgt dat de geduide functies eenvoudige en routinematige functies zijn, waarbij mondelinge opdrachten en eenvoudige schriftelijke instructies worden gegeven.
Zoals de rechtbank onder punt 6 heeft overwogen, kan eiseres zich voldoende in de Nederlandse taal uitdrukken. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eiseres terecht in staat geacht te voldoen aan de eisen die in de functies worden gesteld aan de schriftelijke en mondelinge beheersing van de Nederlandse taal.
Conclusie
20. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
20 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak/nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 6 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1837.