In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 20 juli 2021, staat de herziening van de kinderopvangtoeslag van eiseres over de jaren 2016 tot en met 2019 centraal. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin haar verzoek tot herziening van de kinderopvangtoeslag werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep van eiseres, dat aanvankelijk was ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar, en de inhoudelijke bezwaren tegen de herziening van de toeslagen.
De rechtbank verklaart het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk, omdat verweerder inmiddels op het bezwaar had beslist. Ook het beroep tegen het eerste bestreden besluit wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder in het tweede bestreden besluit de eerdere beslissing had herzien. De rechtbank concludeert dat de berekening van de kinderopvangtoeslag door verweerder correct is en dat eiseres niet kan aantonen dat zij recht heeft op een volledige toekenning van de toeslagen. Eiseres had een betalingsregeling getroffen met de kinderopvanginstelling, maar de rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat zij tijdig aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 374,-. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van de kosten voor kinderopvang en de voorwaarden waaronder kinderopvangtoeslag kan worden toegekend. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan.