In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had verzocht om kwijtschelding van een lening die zij had afgesloten voor haar inburgering. Het primaire besluit van 14 februari 2020, waarin het verzoek om kwijtschelding werd afgewezen, werd door de Minister in het bestreden besluit van 15 juni 2020 gehandhaafd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor kwijtschelding zoals vastgelegd in artikel 4.13 van het Besluit inburgering (Bi). Eiseres heeft geen asielvergunning, wat een vereiste is voor het verkrijgen van kwijtschelding. De rechtbank heeft ook overwogen dat de argumenten van eiseres, waaronder haar beroep op artikel 14 van het EVRM en eerdere uitspraken van de ABRvS, niet opwegen tegen de wettelijke bepalingen die de kwijtschelding beperken tot asielgerechtigden.
De rechtbank concludeert dat er geen objectieve en redelijke rechtvaardiging is voor het maken van onderscheid tussen asielgerechtigden en andere inburgeringsplichtigen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding door de Minister bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan bij de Raad van State.