ECLI:NL:RBMNE:2021:3592

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
UTR 20/4259 en UTR 20/4256
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verzoeken in mandelig eigendom en belanghebbendheid bij bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over handhavingsverzoeken van eiser, die mandelig eigenaar is van een deel van de gronden in de wijk. Eiser had handhaving verzocht tegen foutparkeren op mandelig gebied en het plaatsen van bloembakken en erfafscheidingen. De gemeente Amersfoort, als verweerder, had de verzoeken afgewezen en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij van mening was dat eiser geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser, ondanks zijn kleine eigendomsdeel van 1/763e, wel degelijk een objectief, actueel, persoonlijk en eigen belang heeft bij de handhavingsverzoeken. Dit belang onderscheidt hem van anderen en wordt rechtstreeks geraakt door de bestreden besluiten. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen nieuwe besluiten te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/4259 en 20/4265

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2021 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. B.J. Eising).

Procesverloop

Zaaknummer UTR 20/4265
Bij besluit van 12 mei 2020 (primair besluit I) heeft verweerder eisers verzoek om handhaving van 20 januari 2020 afgewezen.
Bij besluit van 14 oktober 2020 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I niet-ontvankelijk verklaard.
Zaaknummer UTR 20/4259
Bij besluit van 16 juli 2020 (primair besluit II) heeft verweerder eisers verzoeken om handhaving van 11 en 19 juni 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 19 oktober 2020 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk verklaard.
In beide zaken
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten I en II beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift(en) ingediend.
De rechtbank heeft beide beroepen om proceseconomische redenen gelijktijdig op zitting behandeld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2021 via Skype voor Bedrijven. Eiser was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De handhavingsverzoeken
Eiser woont in een woontoren in de wijk [naam wijk] in [woonplaats] . Grote delen van deze wijk zijn gemeenschappelijk - mandelig - eigendom van de eigenaren van de woningen in de wijk (de bewoners), waaronder eiser. De Stichting [naam stichting] is verantwoordelijk voor het bestuur van de wijk. Ten aanzien van het beheer van de wijk is een beheersovereenkomst gesloten tussen de Stichting [naam stichting] , de bewoners verenigd in de Vergadering van Deelgenoten en de gemeente Amersfoort.
In januari 2020 heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het foutparkeren van auto’s op mandelig gebied in de straten [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] . Er wordt volgens eiser geparkeerd op het gazon, terwijl dit niet is toegestaan.
3. Bij het primaire besluit I heeft verweerder dit handhavingsverzoek afgewezen. Verweerder heeft eiser geïnformeerd dat er door buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) is gecontroleerd op het parkeren en door bewoners is aangegeven dat de in-/uitritten bij hun woningen te smal zijn om daarop twee auto’s te kunnen parkeren, zodat ze genoodzaakt zijn om één van de auto’s met twee wielen op het gazon te parkeren. De bewoners hebben de boa’s toegezegd contact op te nemen met het bestuur van Stichting [naam stichting] om te komen tot een oplossing voor dit probleem. Vanwege de bereidheid van de bewoners om stappen te ondernemen om tot een oplossing te komen, hebben de boa’s niet verbaliserend opgetreden tegen het parkeren in het gazon.
4. In juni 2020 heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het plaatsen van een erfafscheiding en bloembakken op de oprit van de woning aan de [adres] en foutparkeren op ditzelfde adres.
5. Bij het primaire besluit II heeft verweerder dit handhavingsverzoek van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser volgens verweerder geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bij zijn verzoek tot handhaving.
De bestreden besluiten
6. Bij de beide bestreden besluiten heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen beide primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser volgens verweerder geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is bij zijn verzoeken om handhaving.
Belanghebbendheid bij de handhavingsverzoeken
7.1
Eiser voert aan dat hij belanghebbende is bij zijn handhavingsverzoeken omdat hij mandelig eigenaar is van een groot deel van de gronden in de [naam stichting] . Er zijn afspraken gemaakt over parkeren in de [naam stichting] , vastgelegd in bestemmingsplannen en het beheerplan, waaruit blijkt dat [naam stichting] een autoluwe wijk is waarin alleen geparkeerd mag worden in de vakken op de weg en in of onder de eigen woning op eigen grond. Dit gebeurt nu niet: in onder andere de straten [straatnaam 3] , [straatnaam 1] en [straatnaam 2] staan er talloze auto’s met twee wielen op het gazon (mandelig gebied) geparkeerd; bij [adres] staat de auto met twee wielen op de gemêleerde klinkers (ook mandelig gebied). Dit levert schade op aan het gras en heeft in de toekomst mogelijk ook verzakkingen bij de klinkers tot gevolg. Deze schade moet worden vergoed met publieksgelden en vooral ook vanuit de gezamenlijke kas van de Stichting [naam stichting] , waaraan eiser als mandelig eigenaar meebetaalt. De gemeente Amersfoort is partij bij de beheersovereenkomst van de [naam stichting] , zodat verweerder zijn verantwoordelijkheid dient te nemen en moet handhaven. Door niet te handhaven schaadt verweerder eisers rechten als belanghebbende. Daarbij komt dat het bestuur van de Stichting [naam stichting] zelf op haar website heeft vermeld dat handhaving van parkeren geen taak, bevoegdheid of verantwoordelijk is van de Stichting, maar van de gemeente Amersfoort.
7.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen belanghebbende is bij zijn handhavingsverzoeken, omdat hij geen direct en persoonlijk belang bij deze verzoeken heeft. De afstand tussen eisers woning en de locaties waarvoor hij om handhavend optreden verzoekt zijn te groot. Het dichtstbijzijnde stuk gazon bij de woningen aan de [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] is op minimaal 130 meter van eisers woning vandaan en de afstand tussen eisers woning en het perceel bij [adres] is minimaal 300 meter. Bovendien is er vanuit de woning van eiser niet of nauwelijks zicht op de betreffende locaties, omdat er allerlei gebouwen tussen zijn woning en die locaties staan. Het foutparkeren, de bloembakken en de erfafscheiding hebben voor eiser dan ook geen gevolgen van enige betekenis. Daarbij komt dat eisers eigendomsdeel in de mandelige gronden te klein is om hem als belanghebbende in een bestuursrechtelijke procedure te kwalificeren.
7.3
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de ABRvS) volgt dat voor het zijn van belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb, eiser een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben bij het handhavingsverzoek, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. [1]
7.4
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het foutparkeren in de straten [straatnaam 3] , [straatnaam 1] en [straatnaam 2] onder andere inhoudt dat er deels geparkeerd wordt op het gazon naast de inritten en deels op de inritten (asfalt) zelf. In zijn beroepsschrift heeft eiser ook nog twee andere straten genoemd waar fout wordt geparkeerd, namelijk de [straatnaam 4] en [straatnaam 5] . Omdat deze straten niet staan genoemd in eisers verzoek om handhaving betrekt de rechtbank deze straten niet bij de beoordeling. Verder heeft eiser toegelicht dat bij de woning aan de [adres] op de gemêleerde klinkers van de oprit wordt geparkeerd en dat de erfafscheiding en de bloembakken op de oprit zijn geplaatst. Beide partijen hebben ter zitting bevestigd dat het gazon en de gronden met gemêleerde klinkers, zoals de oprit bij de woning aan de [adres] , in mandelig eigendom zijn bij de bewoners, en dat de gronden met asfalt eigendom zijn van de gemeente.
7.5
De handhavingsverzoeken van eiser hebben dus betrekking op gronden waarvan eiser mandelig eigenaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is dit feit op zichzelf, ook al betreft het slechts een eigendomsdeel van 1/763e , voldoende om een objectief, actueel, persoonlijk en eigen belang aan te nemen dat rechtstreeks wordt geraakt en eiser onderscheidt van anderen, zodat de rechtbank eiser aanmerkt als belanghebbende bij zijn handhavingsverzoeken. [2] Dit te meer nu eiser ter zitting heeft toegelicht dat het foutparkeren en de plaatsing van de bloembakken en de erfafscheiding tot verzakking van de betreffende gronden (waaronder het gazon en de gemêleerde klinkers) kan leiden en daarmee tot schade voor hem. Hij moet namelijk bijdragen aan de kosten van het herstellen van eventuele schade aan de gronden die in mandelig eigendom zijn. Dit is door verweerder niet weersproken. Het feit dat eiser een en ander mogelijk ook privaatrechtelijk bij de Stichting [naam stichting] en/of de Vergadering van Deelgenoten kan aankaarten en oplossen, neemt niet weg dat hij belanghebbende is in de zin van de Awb. Eiser behoudt het recht om bestuursrechtelijk te procederen, ook als hij mogelijk ook een privaatrechtelijke weg kan bewandelen. De beroepsgrond slaagt.
Conclusie
8. Verweerder heeft eiser ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt bij zijn verzoeken om handhaving en heeft dus ook ten onrechte eisers bezwaren tegen beide bestreden besluiten niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen beide bestreden besluiten gegrond is. De rechtbank vernietigt daarom beide bestreden besluiten. De rechtbank past geen bestuurlijke lus toe, omdat het volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om deze zaak af te doen. Verweerder moet nieuwe besluiten nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken vanaf de dag van verzending van deze uitspraak.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiser op 3 mei 2021 de rechtbank heeft verzocht om te worden vrijgesteld van betaling van het griffierecht. Omdat op deze datum het onderzoek al was gesloten, zal de rechtbank dit verzoek niet meer beoordelen.
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding, omdat eiser geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft opgegeven.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit I;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit II;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het griffierecht in beide zaken van in totaal € 356 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H.W. Schierbeek, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 31 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2105).
2.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 2 augustus 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AY5468), waarin de ABRvS heeft geoordeeld dat indien betrokkenen eigenaar zijn van 1/70 deel van gemeenschappelijke gronden dit voldoende is om hen als belanghebbenden aan te merken.