ECLI:NL:RBMNE:2021:3594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
UTR 21/372 - T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WOB-verzoek en openbaarmaking van beleidsopvattingen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een WOB-zaak (Wet Openbaarheid van Bestuur) tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen. Eiser had op 22 april 2020 een verzoek ingediend om documenten te verstrekken met betrekking tot een gemeentelijk project. Het college heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar bepaalde passages geweigerd op grond van artikel 11 van de WOB, omdat deze passages persoonlijke beleidsopvattingen zouden bevatten. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat niet alle geweigerde zinnen daadwerkelijk beleidsopvattingen zijn. De rechtbank oordeelt dat de motivering van het college om bepaalde passages te weigeren onvoldoende is. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om het motiveringsgebrek te herstellen. Dit kan door een aanvullende motivering te geven of door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft een termijn van zes weken gesteld voor het herstel van het gebrek.

De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging die door het college is gemaakt niet deugdelijk is, en dat de eerste twee geweigerde zinnen feitelijke gegevens zijn die niet onder de bescherming van artikel 11 van de WOB vallen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/372 - T

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.L.M. Lohman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, verweerder
(gemachtigde: mr. T.J. de Haan).

Procesverloop

In het besluit van 30 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob) gedeeltelijk toegewezen .
In het besluit van 8 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en besloten meer passages van het verstrekte document openbaar te maken.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en het op de zaak betrekking hebbende stuk ingediend, met het verzoek artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe te passen ten aanzien van het stuk waarvan eiser om inzage heeft verzocht.
Eiser heeft de rechtbank toestemming gegeven dit stuk in te zien voor de beoordeling.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 april 2021 via Skype voor Bedrijven. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wob-verzoek en besluitvorming

1. Op 22 april 2020 heeft eiser verweerder verzocht hem op grond van de Wob alle documenten te verstrekken inzake het gemeentelijk project [naam project] . Op
28 mei 2020 heeft hij zijn verzoek gepreciseerd tot alle gemeentelijke (ambtelijke en bestuurlijke) stukken inzake het gemeentelijk onderzoek naar de bevrijdende/verkrijgende verjaring van het gemeentelijk project [naam project] en inzake de (voorbereiding van) besluitvorming terzake het gemeentelijk claimen van privaatrechtelijke schadevergoedingen op grond van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek ingeval door eigenaren aanspraak wordt gemaakt op verjaring.
2. Verweerder heeft eiser in reactie op dit verzoek een memo verstrekt van
30 maart 2020 met als onderwerp ‘Afstemming beoordelingskader bij een beroep op verjaring van gemeentegrond (project [naam project] )’ (hierna: de memo), waarvan een groot aantal passages zijn geweigerd op grond van artikel van de Wob omdat ze volgens verweerder zien op intern beraad en een goede en democratische bestuursvoering dan niet gediend is met openbaarmaking. Ook is een mailwisseling verstrekt tussen eiser en de heer [A] , beleidsmedewerker grondzaken bij de gemeente De Ronde Venen, uit de periode
6 juli 2020 tot en met 4 augustus 2020.
3. Na heroverweging in bezwaar en het inwinnen van advies van de Commissie Bezwaarschriften heeft verweerder bij het bestreden besluit besloten een groot deel van de memo alsnog openbaar te maken en nog slechts een aantal passages te weigeren, omdat die persoonlijke beleidsopvattingen van de betrokken ambtenaar weergeven.

Standpunten van partijen

4. Eiser heeft ter zitting in aanvulling op de gronden van beroep aangevoerd dat de memo niet meer tot de sfeer van intern beraad behoort, omdat de memo is voorgelegd aan de wethouder en door deze mondeling akkoord is gegeven op de daarin beschreven werkwijze. Dit volgt uit de e-mailwisseling met de heer [A] . Dit betekent dat de memo bestuurlijk is geagendeerd en geaccordeerd en daarmee beleid van de gemeente is geworden. Een beleidsstuk is per definitie geen intern beraad. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder alleen in algemene zin heeft gemotiveerd waarom het belang bij weigering van de passages zwaarder weegt dan de belangen bij openbaarmaking. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom de belangen van het intern besluitvormingsproces en de bescherming van de individuele ambtenaar zwaarder moeten wegen dan het belang van een goede en democratische bestuursvoering dat is gediend bij openbaarmaking. Daarbij vormen de weggelakte passages volgens eiser een kernboodschap van de memo, zodat het belang van transparantie en openbaarheid extra zwaar weegt. Eiser kan zich niet voorstellen dat deze kernboodschap een zodanig brisante persoonlijke beleidsopvatting bevat dat deze niet openbaar gemaakt kan worden, zelfs niet met de naam van de ambtenaar geanonimiseerd. Dit geldt des te meer omdat het gaat om een beleidsstuk.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voldoende is gemotiveerd waarom de passages zijn geweigerd. Het belang dat ambtenaren bij de uitoefening van hun werkzaamheden vrij en zonder terughoudendheid kunnen adviseren is in dit geval groter dan het belang van een goede en democratische bestuursvoering dat is gediend bij openbaarmaking van de passages. Bij de belangenafweging worden de door de weigeringsgronden te beschermen belangen alleen afgezet tegen het algemene of publieke belang bij openbaarmaking van de passages. Het persoonlijke belang van eiser om te kunnen controleren of de geweigerde passages een kernboodschap bevatten, heeft in deze belangenafweging geen waarde. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat de belangen bij geheimhouding in het bijzonder zwaarder wegen dan het belang bij openbaarmaking omdat de niet verstrekte zinnen een interpretatie van de behandelend ambtenaar weergeven die het imago van de gemeente De Ronde Venen kunnen schaden.

Beoordeling rechtbank

6. De rechtbank moet beoordelen of verweerder de gelakte passages in redelijkheid heeft kunnen weigeren met een beroep op intern beraad en interne beleidsopvattingen.
7. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de memo is opgesteld voor intern beraad. Bepalend hiervoor is de vraag of de memo beraad weergeeft over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan en of de memo is opgesteld met het oogmerk of de bedoeling dit voor zichzelf of voor gebruik van anderen binnen de overheid te houden. [1] De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. In de door eiser aangehaalde
e-mail van de heer [A] van 4 augustus 2020 wordt aangegeven dat de gemeente geen beleid heeft vastgesteld omtrent de beoordeling van verjaringsverzoeken en dat de memo een informatienota is die tijdens een intern overleg is voorgelegd aan de wethouder, die mondeling akkoord heeft gegeven op de voorgelegde “werkwijze” (aanhalingstekens conform de letterlijke tekst van de e-mail). De rechtbank is het niet met eiser eens dat als een werkwijze die in een memo staat akkoord bevonden is, dit betekent dat de hele memo niet meer kan worden gezien als document opgesteld ten behoeve van intern beraad. In de memo staat namelijk juist het beraad over welke werkwijze gehanteerd gaat worden.
8. De vervolgvraag is of de geweigerde passages persoonlijke beleidsopvattingen bevatten die op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob kunnen worden geweigerd voor openbaarmaking. De gedachte achter deze weigeringsgrond is dat ambtenaren en andere bij intern beraad betrokkenen hun opvattingen vrijelijk moeten kunnen uiten en zonder terughoudendheid moeten kunnen adviseren, zonder dat zij daarop later publiekelijk kunnen worden aangesproken. Kort gezegd beschermd artikel 11 van de Wob dus de vrije meningsvorming binnen de overheid.
Onder een persoonlijke beleidsopvatting wordt verstaan: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van één of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten. [2] Feitelijke gegevens zijn geen persoonlijke beleidsopvattingen en kunnen daarom niet op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob worden geweigerd. Feitelijke gegevens kunnen wel zodanig met die opvattingen zijn verweven dat het niet mogelijk is deze te scheiden. In dat geval kunnen ook die feitelijke gegevens met een beroep op dit artikel worden geweigerd. [3] Ingevolge artikel 11, tweede lid van de Wob, kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. De beslissing hierover is een bevoegdheid van het bestuursorgaan die daarbij beslisruimte heeft en een belangenafweging moet maken. [4]
9. De rechtbank constateert dat de passages die zijn weggelakt in de memo de volgende informatie bevatten:
  • Naam
  • Telefoonnummer
  • Drie zinnen van een alinea
10. Tussen partijen is niet in geschil of verweerder verstrekking van de naam en het telefoon van de betrokken ambtenaar heeft mogen weigeren. De rechtbank dient daarom alleen over de overige geweigerde drie zinnen te oordelen.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging in het voordeel van geheimhouding uitvalt. De motivering in het besluit is daarvoor te algemeen. Ter zitting heeft verweerder een nadere toelichting gegeven, namelijk dat de gelakte zinnen een beleidsopvatting van de betrokken ambtenaar weergeven waarvan verweerder openbaarmaking schadelijk vindt voor het imago van de gemeente De Ronde Venen. Deze nadere motivering op zitting dekt voor de rechtbank het motiveringsgebrek.
12. Dit neemt niet weg dat de rechtbank van oordeel is dat de gehanteerde weigeringsgrond van artikel 11 Wob niet kan zien op eerste twee van de drie geweigerde zinnen. Op de zitting heeft verweerder in antwoord op de vraag van de rechtbank verklaard dat er in de zinnen geen sprake is van een verwevenheid tussen een feitelijke weergave en beleidsopvattingen, maar dat alle drie de zinnen beleidsopvattingen weergeven. De rechtbank is dit niet met verweerder eens. In tegenstelling tot verweerder is de rechtbank van oordeel dat de eerste twee geweigerde zinnen geen persoonlijke beleidsopvatting weergeven, maar een feitelijke weergave van een stand van zaken. Openbaarmaking van deze zinnen kan daarom niet worden geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Voor de derde zin kan deze weigeringsgrond naar het oordeel van de rechtbank wel worden gebruikt, omdat deze zin wel een persoonlijke beleidsopvatting bevat.
Conclusie
13. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd is, welk gebrek in de beroepsprocedure is hersteld met een aanvullende motivering. Gelet op hetgeen is overwogen in overweging 12 is het bestreden besluit ook wat betreft dit onderdeel niet deugdelijk gemotiveerd.
14. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering op het bestreden besluit of door een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit, daarbij rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
15. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om verdere vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.H.W. Schierbeek, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 10 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om De rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen. deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:399), r.o. 8.2.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 5 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1822).
3.Zie wederom de uitspraak van de ABRvS van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:399), r.o. 8.2.
4.ABRvS van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:399), r.o. 8.6.