ECLI:NL:RBMNE:2021:3676
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake EU verblijfsrecht en naturalisatieverzoek van een minderjarige
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 juli 2021, wordt het beroep van eiser, de vader van de minderjarige [A], behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek om naturalisatie van zijn zoon, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank oordeelt dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het EU-verblijfsrecht van [A]. Eiser stelt dat zijn zoon recht heeft op het Nederlanderschap, omdat hij EU-burgerschap afgeleide rechten heeft verkregen via zijn moeder, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank benadrukt dat het EU-verblijfsrecht van rechtswege wordt verkregen en dat de positie van [A] bij terugkeer naar Nederland niet slechter mag zijn geworden.
De rechtbank wijst erop dat eiser in beroep nieuwe gronden mag aanvoeren, zolang deze betrekking hebben op de situatie ten tijde van het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat verweerder het EU-verblijfsrecht van [A] niet heeft onderzocht, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen en stelt een termijn van zes weken in voor dit herstel. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.