ECLI:NL:RBMNE:2021:3725

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
20_4500
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing WIA-uitkering en verzoek om benoeming onafhankelijk deskundige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd na een ongeval in 2016, waarbij hij een orbita-occipitale condylfractuur had opgelopen. Aanvankelijk werd hij voor 49,81% arbeidsongeschikt verklaard, maar na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 77,03%. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de verweerder.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 juni 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk deskundige te benoemen. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat, maar de rechtbank oordeelde dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren en dat er geen tegenstrijdigheden waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de verweerder om de WIA-uitkering vast te stellen op 77,03% arbeidsongeschiktheid in stand blijft. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4500

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.L.B.J. Knikkink - Wolthuis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Procesverloop

In het besluit van 8 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder aan eiser per
20 september 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, omdat hij 49,81% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 2 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat eiser 77,03% arbeidsongeschikt is en dat de restverdiencapaciteit van eiser is gewijzigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2021 met behulp van een Skype-verbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1.
Eiser heeft voor het laatst als arbeid- en organisatiedeskundige gewerkt. Op
23 maart 2016 heeft hij een eenzijdig ongeval met de fiets gehad. Als gevolg hiervan werd een orbita-occipitale condylfractuur bij hem geconstateerd, door neuroloog geduid als licht hoofd/hersenletsel. Aanvankelijk heeft eiser zijn werk volledig hervat en heeft hij een jaar normaal gefunctioneerd. Hij heeft zich op 22 september 2017 ziekgemeld wegens klachten van overprikkeling en een verlaagde mentale belastbaarheid. Hij heeft een revalidatietraject gevolgd en heeft sindsdien gedeeltelijk voor 50% gewerkt. Er is op
12 en 19 september 2017 neuropsychologisch onderzoek bij Merem en op 1 oktober 2018 arbeidsonderzoek bij Heliomare verricht.
1.2.
Op 3 juli 2019 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. In het rapport van de primaire verzekeringsarts wordt de diagnose “overige aanpassingsstoornissen met burn-out kenmerken DD gering hersenletsel” vermeld. De primaire verzekeringsarts heeft een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. De primaire arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiser 49,81% arbeidsongeschikt is. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen. Eiser heeft hier bezwaar tegen ingediend.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast door beperkingen ten aanzien van herinneren (item 1.3) en werktijden (item 6.4) te verwijderen en een beperking voor het verrichten van complexe taken bij voorkeur kortdurend, korter dan een uur (item 1.9.10) toe te voegen. Op grond hiervan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eiser 77,03% arbeidsongeschikt geacht. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
1.4.
In de beroepsprocedure heeft verweerder rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 januari 2021 en 22 maart 2021 ingediend. Eiser heeft in beroep rapportages van verzekeringsarts H.J. Hullen ( Hullen ) van 2 februari 2021 en 25 mei 2021 ingebracht.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser per
20 september 2019 recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij meer dan 35% arbeidsongeschikt is (77,03%). Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Beoordelingskader
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Zorgvuldigheid
4.1.
Eiser voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie van het neuropsychologisch onderzoek in 2017 en het arbeidsonderzoek van Heliomare in 2018 onvoldoende bij de beoordeling heeft meegewogen.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en overweegt daartoe het volgende.
4.3.
Eiser is gezien en onderzocht door de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hem telefonisch gesproken. Zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben dossierstudie verricht en alle beschikbare informatie uit de behandelend sector bij hun beoordeling betrokken.
4.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij ook kennis genomen van het neuropsychologisch onderzoek bij Merem op 12 en 19 september 2017 en het arbeidsonderzoek bij Heliomare van 1 oktober 2018. De rechtbank overweegt dat het bij de beoordeling van dit beroep gaat om de gezondheidstoestand van eiser op de datum in geding: 20 september 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep moet bij de beoordeling van de gestelde klachten dus niet kijken naar de situatie van eiseres in 2017 en 2018, waar de onderzoeken door Merem en Heliomare op zien.
4.5.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 22 oktober 2020 terecht opgemerkt dat Heliomare bij het geven van adviezen een andere beoordelingssystematiek hanteert dan de verzekeringsartsen van verweerder. De adviezen van Heliomare zijn gericht op arbeidsre-integratie/revalidatie, terwijl onderzoek door de verzekeringsartsen van verweerder in het kader van deze procedure is gericht op het vaststellen van beperkingen in een FML.
Medische beoordeling
5.1.
Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat verweerder zijn beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid heeft onderschat. Eiser heeft zijn medische gronden op de zitting toegespitst op vier punten. Er moeten volgens hem meer/verdergaande beperkingen worden aangenomen in verband met zijn rugklachten en ten aanzien van herinneren, het nemen rustpauzes en werktijden. Eiser heeft twee rapporten van verzekeringsarts Hullen ingebracht om dit te onderbouwen.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling juist is en overweegt daartoe het volgende.
Rugklachten
5.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 januari 2021 voldoende gemotiveerd waarom er geen verdergaande beperkingen als gevolg van de rugklachten van eiser moeten worden aangenomen. In het rapport van verzekeringsarts Hullen van 2 februari 2021 dat eiser in het geding heeft gebracht, heeft Hullen geconcludeerd dat verweerder de fysieke beperkingen als gevolg van de rugklachten goed heeft geduid. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd waarom er verdergaande of meer beperkingen in verband met zijn rugklachten moeten worden aangenomen.
Herinneren, rustpauzes en werktijden
5.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 8 januari 2021 en
22 maart 2021 consistent en inzichtelijk gemotiveerd waarom de in de FML van
22 oktober 2020 vastgestelde beperkingen ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden per de datum in geding passend zijn voor eiser. Verweerder heeft dit op de zitting ook nog toegelicht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 22 maart 2021 afdoende gereageerd op het rapport van verzekeringsarts Hullen van 2 februari 2021. Eiser heeft in beroep geen medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat er meer of verdergaande beperkingen in de genoemde rubrieken zouden moeten worden aangenomen.
Verzoek tot benoeming van een onafhankelijk deskundige
6. Ten aanzien van het verzoek van eiser om een onafhankelijk deskundige te benoemen moet de rechtbank drie stappen beoordelen. De eerste stap is de zorgvuldigheid van het onderzoek. De rechtbank heeft onder 4.2. al geoordeeld dat het onderzoek dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is verricht, zorgvuldig tot stand is gekomen. De volgende stap is de equality of arms. Er is geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij het onderbouwen van zijn standpunt dat verweerder zijn beperkingen heeft onderschat. Dat heeft eiser ook gedaan. In bezwaar heeft eiser de rapportages van het neuropsychologisch onderzoek van Merem en het arbeidsonderzoek van Heliomare ingebracht. In beroep heeft hij twee rapportages van verzekeringsarts Hullen ingediend. De laatste stap is de inhoudelijk beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor onder 5.2. heeft overwogen, heeft de rechtbank geen twijfel aan de inhoudelijke medische beoordeling. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen en wijst het verzoek hiertoe af.
Arbeidskundige beoordeling
7. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies onjuist zijn. Met de in de FML van 22 oktober 2020 aangenomen beperkingen moet eiser in staat worden geacht om de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies te verrichten.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.