4.2De rechtbank is het met eiser eens dat uit het primaire besluit en het bestreden besluit niet duidelijk volgt dat eerder sprake was van de toekenning van een voorschot. Het Uwv had in zijn besluitvorming per 12 december 2020 het voorschot moeten intrekken en moeten vaststellen dat het voorschot niet wordt teruggevorderd. Dit is ook opgenomen in het Besluit van het Uwv. Dat dit door het Uwv niet duidelijk in zijn besluitvorming is vastgelegd, maakt echter niet dat aan eiser een uitlooptermijn van zes maanden moet worden toegekend. De rechtbank betrekt daarbij dat de uitlooptermijn bedoeld is om een verzekerde de gelegenheid te geven om zich in te stellen op een nieuwe financiële situatie. Eiser heeft vier maanden een WAO-uitkering ontvangen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Ook daarmee is een lange uitlooptermijn van zes maanden niet gerechtvaardigd. Bovendien volgt ook uit de onderliggende medische- en arbeidskundige beoordeling dat eiser niet eerder 80 tot 100% arbeidsongeschikt is geacht, zodat eiser er rekening mee had moeten houden dat zijn arbeidsongeschiktheidspercentage per 12 december 2020 zou wijzigen nadat de medische- en arbeidskundige beoordeling was afgerond. De beroepsgrond slaagt niet.
Toetsingskader van de rechtbank
5. Bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak van eiser stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten; en
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiser zich zelf voelt, zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Verzoek tot benoeming onafhankelijk deskundige
6. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig is uitgevoerd. Volgens eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen informatie opgevraagd bij de behandelend sector en had de door hem ingebrachte medische informatie aanleiding moeten zijn voor een nader expertise onderzoek. Eiser vindt het onderzoek ook niet zorgvuldig omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hem niet heeft gezien en er geen lichamelijk onderzoek in de bezwaarfase heeft plaatsgevonden. Eiser heeft in beroep medische informatie ingebracht van zijn huisarts, revalidatiearts en psychiater. Volgens eiser volgt uit deze medische informatie dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Eiser vindt dat hij in ieder geval meer beperkt moet worden geacht ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht, concentratie en geheugen, lopen, staan en staan tijdens werk en dat voor hem een urenbeperking moet worden aangenomen als gevolg van beperkt zelfinzicht en beperkt ziekte-inzicht. Volgens eiser is er zodanige twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv dat er – mede gelet op het arrest Korošec van 8 oktober 2015 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – voor de rechtbank aanleiding is om een onafhankelijke deskundige, te weten een verzekeringsarts, te benoemen.
7. De rechtbank overweegt dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, in de uitspraak van 30 juni 2017, gelet op het arrest Korošec, de uitgangspunten uiteengezet heeft voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van het Uwv.Het volgen van deze uitgangspunten leidt in deze zaak tot de volgende beoordeling.
Stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming
8. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig uitgevoerd. De primaire arts, van wie het medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts, heeft eiser gezien op het spreekuur van 13 maart 2020. De primaire arts heeft zelf geen aanleiding gezien om medische informatie op te vragen bij de behandelend sector, maar heeft de medische informatie in het dossier wel bij zijn onderzoek betrokken. Uit het rapport van de primaire arts van 13 maart 2020 volgt verder dat hij psychisch onderzoek heeft verricht en dat hij eiser lichamelijk heeft onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd en heeft kennis genomen van de medische informatie die eiser in beroep heeft ingebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was ook aanwezig bij de telefonische hoorzitting met eiser op 19 november 2020 en heeft in zijn rapport van 25 november 2020 een korte samenvatting gegeven van het verloop van de hoorzitting. Naar het oordeel van de rechtbank geven deze onderzoeksbevindingen van de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijk van een zorgvuldig uitgevoerd onderzoek. Vanwege de maatregelen rondom het coronavirus heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser niet gezien en heeft er geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek niet zorgvuldig zou zijn.Gelet op de medische informatie die beschikbaar was en het lichamelijk onderzoek dat de primaire arts heeft uitgevoerd, kan de rechtbank volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had om de medische situatie van eiser zorgvuldig te beoordelen. De rechtbank weegt mee dat de klachten deels psychisch zijn en medische informatie beschikbaar was, dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen in zijn rapport van 25 november 2020 dat uit de informatie van de revalidatiearts van 19 augustus 2020 geen aanwijzingen volgen dat de medische situatie van eiser ten aanzien van het linkerbeen is veranderd en de zwaarst geduide beperkingen worden aangehouden en dat in bezwaar onvoldoende gemotiveerd is betwist dat onjuiste beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van de nek- en schouderklachten.
9. De beoordeling van de rechtbank bij deze stap ziet op beantwoording van de vraag of eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat. De rechtbank overweegt in dat kader dat eiser zowel in bezwaar als in beroep gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om nadere informatie in te dienen over zijn medische situatie. Eiser heeft meerdere behandelaars waaronder een revalidatiearts, een orthopedisch chirurg en een psychiater. De informatie die van deze behandelaars beschikbaar was heeft eiser in beroep overgelegd en is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling betrokken. Dat eiser niet van alle behandelaren een inhoudelijke reactie heeft gekregen, betekent niet dat sprake is van ongelijkheid in de informatievoorziening. Bovendien wordt dit uitblijven van een reactie in een aantal gevallen ook veroorzaakt door het feit dat eiser zijn behandelaren heeft gevraagd om te reageren op de FML en om informatie te verstrekken over zijn mogelijkheden om arbeid te verrichten. Het is te begrijpen dat eisers behandelaren daar, gelet op hun expertise, geen uitlatingen over doen. Eiser heeft wel informatie kunnen overleggen over het verloop van de behandeling en heeft van deze gelegenheid ook gebruik gemaakt. Daarmee is in dit geval sprake van een gelijke procespositie.
Stap 3: inhoudelijke beoordeling