ECLI:NL:RBMNE:2021:3986
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van vakantiedagen en uitleg van het Reglement Arbeidsvoorwaarden
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V., over de uitbetaling van vakantiedagen. [eiser] had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en stelde dat de vakantiedagen te laat waren uitbetaald. Hij vorderde wettelijke verhoging en rente over de vergoeding voor de niet uitbetaalde vakantiedagen, alsook buitengerechtelijke kosten. De kern van het geschil lag in de uitleg van de bepalingen in het Reglement Arbeidsvoorwaarden, waarin stond dat vakantiedagen 'bij uitdiensttreding' verrekend moesten worden.
De kantonrechter oordeelde dat de woorden 'bij uitdiensttreding' niet zo moeten worden uitgelegd dat de uitbetaling van vakantiedagen uiterlijk op de datum van uitdiensttreding moet plaatsvinden. De rechter baseerde zijn oordeel op het Haviltex-criterium, dat vereist dat de betekenis van een omstreden beding in een overeenkomst wordt vastgesteld aan de hand van wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kantonrechter concludeerde dat er geen specifieke tijdsaanduiding in het Reglement stond en dat de werkgever, [gedaagde], de vakantietoeslag correct had verrekend met de laatste salarisbetaling.
Uiteindelijk werd de vordering van [eiser] afgewezen, en werd hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [gedaagde]. De kantonrechter merkte op dat [gedaagde] in de procedure gelijk had gekregen, en dat de uitbetaling van de vakantiedagen op 24 september 2020, na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, tijdig was gebeurd. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsreglementen en de noodzaak voor werknemers om zich bewust te zijn van hun rechten en plichten bij uitdiensttreding.