ECLI:NL:RBMNE:2021:424

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/843
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 7 augustus 2019 was genomen. Dit bezwaar werd op 10 januari 2020 ongegrond verklaard, waarna verzoekster in beroep ging. Tijdens de procedure heeft de rechtbank op 11 september 2020 het onderzoek ter zitting geschorst om partijen de gelegenheid te geven ontbrekende stukken in te dienen. Verweerder heeft vervolgens op 1 december 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij verzoekster met ingang van 11 maart 2020 recht kreeg op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Na deze beslissing trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft in een brief van 22 december 2020 aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 2.136,- aan proceskosten, welke kosten zijn vastgesteld op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 48,00 te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/843

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 22 december 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 7 augustus 2019 een besluit genomen. Verweerder heeft het bezwaar van verzoekster tegen dit besluit op 10 januari 2020 ongegrond verklaard. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 11 september 2020 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst en partijen in de gelegenheid gesteld om de in het dossier ontbrekende stukken bij de rechtbank in te dienen. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om de verzekeringsarts bezwaar en beroep inhoudelijk te laten reageren op te ingediende stukken. Vervolgens heeft verweerder op 1 december 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen en heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 11 maart 2020 recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. Bij brief van 22 december 2020 heeft verweerder aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
5. De rechtbank wijst het verzoek toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster.
6. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op € 2.136,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een wegingsfactor 1).
7. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,00 te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.136,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 5 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt via publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.