ECLI:NL:RBMNE:2021:4335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
UTR 20/4346
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de aanvraag van een WIA-uitkering na een ongeval

In deze zaak heeft eiseres, die als medewerkster klantenservice werkte, een Ziektewet (ZW) uitkering ontvangen na een ongeval in 2015. De uitkering werd beëindigd op 1 maart 2017, omdat het Uwv oordeelde dat zij in staat was meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Eiseres heeft vervolgens een WIA-uitkering aangevraagd, die werd geweigerd omdat zij de wachttijd niet had volgemaakt. Eiseres verzocht het Uwv om de eerdere beslissing te herzien, maar dit verzoek werd afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de belastbaarheid van eiseres correct hebben vastgesteld en dat er geen nieuwe medische feiten zijn die aanleiding geven om de eerdere besluiten te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 12 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4346

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] ,

eiseres,
(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder,
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eiseres heeft gewerkt als medewerkster klantenservice voor gemiddeld 38,97 uren per week. Zij heeft in 2015 een ongeval meegemaakt waarna ze zich ziek heeft gemeld op
5 november 2015 in verband met medische klachten. Verweerder heeft eiseres toen een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij de Eerstejaars ziektewet beoordeling op 3 november 2016 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van een gepasseerde whiplash injury met op dit moment nog hoofdproblematiek met misselijkheid en kokhalzen. Omdat eiseres volgens verweerder wel in staat was meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, heeft verweerder bij besluit van 31 januari 2017 de ZW-uitkering van eiseres per 1 maart 2017 beëindigd [1] .
Op 10 april 2018 heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Deze uitkering heeft verweerder bij besluit van 16 april 2018 geweigerd omdat eiseres de wachttijd niet heeft volgemaakt.
Vervolgens heeft eiseres op 11 mei 2019 verweerder verzocht om de eerdere beoordeling uit 2016 en daarmee het besluit van 31 januari 2017 te herzien. Eiseres wil hiermee bereiken dat zij per 1 maart 2017 alsnog een ZW-uitkering krijgt en vanaf 3 november 2017 een uitkering op basis van de Wet WIA.
Bij besluit van 29 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om zijn eerdere beslissing niet te herzien.
Bij besluit van 20 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en een rapport van 15 januari 2021 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Eiseres heeft nog medische gegevens van de [oogkliniek] van 13 oktober 2017 en een refractiekaart van 18 maart 2017 ingezonden.
De zaak is behandeld op de Skypezitting van 4 mei 2021. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en [A] . Namens verweerder was zijn gemachtigde aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres krijgt geen gelijk van de rechtbank en de rechtbank zal uitleggen waarom zij tot
dit oordeel komt.
Medisch
2. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid
mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, als die op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Eiseres heeft aan de artsen van het Uwv veel medische informatie gezonden, waaronder berichten van haar behandelend neuroloog, KNO-arts en oogarts. Ook heeft zij medische gegevens van anesthesiologie en revalidatiegeneeskunde gestuurd. Het Uwv heeft al deze informatie bij zijn heroverweging betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres na de hoorzitting medisch onderzocht en zijn bevindingen meegenomen in zijn overwegingen. De rechtbank oordeelt dat nergens uit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische informatie heeft gemist of niet heeft meegewogen. De informatie die eiseres op
23 april 2021 nog aan de rechtbank heeft gestuurd, was al bekend bij de verzekeringsarts (bezwaar en beroep). Over het lichamelijk onderzoek heeft eiseres opgemerkt dat dit niet heeft plaatsgevonden en zeker geen 65 minuten zoals in het rapport staat. De rechtbank begrijpt uit het dossier dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de hoorzitting heeft bijgewoond en eiseres daarna heeft onderzocht. Omdat eiseres geen lichamelijk contact wilde, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich grotendeels beperkt tot het doen van observaties. In combinaties met de medische gegevens waarover de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte, vindt de rechtbank dit niet onzorgvuldig.
3. De rechtbank vindt ook dat de beroepsgronden van eiseres geen twijfel oproepen aan de
conclusies van de artsen van het Uwv. Zowel de primaire arts, als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben overwogen dat sprake is van nieuwe medische feiten, namelijk de vastgestelde HNP en de diagnose van mogelijke BPPD. Zij hebben ten opzichte van de eerdere ZW-beoordeling aanvullende beperkingen vastgesteld en de belastbaarheid van eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst. Voor de stelling van eiseres dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen, vindt de rechtbank in de dossierstukken geen onderbouwing. Dat de handenproblematiek al op de datum in geding (1 maart 2017) speelde, blijkt niet uit de brief van 21 november 2017 van de neuroloog en komt ook niet naar voren uit een ander stuk. De enkele stelling van eiseres dat dit eerder speelde, is onvoldoende om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ten aanzien van de hoofdbewegingen stelt de rechtbank vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschikte over de brief van de neuroloog waarin wordt gesproken over een C6 radiculopathie op basis van HNP C5-C6.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tijdens en na de hoorzitting kunnen waarnemen, dat eiseres het hoofd roteert zonder (duidelijke) beperkingen. Ook heeft hij opgemerkt dat de aanwezigheid van een hernia en hypertonie niet automatisch betekent dat het hoofd niet geroteerd kan worden. Ook in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op
28 juni 2017 in de eerdere bezwaarprocedure (enkele maanden voor de datum in geding
1 maart 2017) waarin geen melding wordt gemaakt van beperkingen op dit gebied, heeft eiseres onvoldoende naar voren gebracht dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. Met de diagnose van de KNO-arts dat mogelijk sprake is van BPPD heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden door beperkingen aan te nemen voor werken op hoogten, werk in de buurt van water en voor beroepsmatige chauffeurswerkzaamheden. Ook zijn er beperkingen aangenomen in de rubriek sociaal functioneren. Wat betreft de oogklachten van eiseres geldt dat rekening is gehouden met het vertraagd instellen van de ogen. Dat zij niet in staat is om te lezen blijkt niet uit de door haar in beroep overgelegde informatie van de oogarts. De beroepsgrond dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen in verband met CTS heeft eiseres tijdens de zitting ingetrokken, omdat de CTS pas speelde na de datum in geding. De rechtbank zal zich daarover dus niet uitlaten. Voor zover eiseres er nog op heeft gewezen dat de verzekeringsarts meer beperkingen heeft aangenomen dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep, geldt dat de CRvB zich hierover al in zijn eerder genoemde uitspraak heeft uitgelaten. De rechtbank ziet in wat eiseres op dit punt aanvoert, geen reden om hierover anders te oordelen dan de CRvB.
4. Het oordeel van de rechtbank is dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat
de belastbaarheid van eiseres door de artsen van het Uwv juist is vastgesteld.
Arbeidskundig
Eisers heeft geen gronden aangevoerd tegen de arbeidskundige grondslag van het besluit.
Verweerder heeft met de arbeidskundige rapportage van 29 juli 2019 voldoende gemotiveerd waarom de drie functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden. Zij moet de geduide functies daarom kunnen verrichten en is daardoor in staat meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen.
Conclusie
Verweerder heeft op juiste gronden geen aanleiding gezien om terug te komen op het besluit van 31 januari 2017. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van deze rechtbank van 17 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3409 en van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2145.