ECLI:NL:RBMNE:2021:4406

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
21_1210
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die zich op 11 januari 2018 ziekmeldde, ontving tot 24 augustus 2020 twee keer een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Het UWV heeft in een besluit van 27 augustus 2020 meegedeeld dat eiseres per 24 augustus 2020 geen WIA-uitkering ontvangt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd in een later bestreden besluit van 9 maart 2021 gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op 25 juni 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank concludeerde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen dan vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige de geschiktheid van de geduide functies afdoende had gemotiveerd en dat er geen overschrijding was van de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1210

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Procesverloop

In het besluit van 27 augustus 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij per 24 augustus 2020 geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) krijgt omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 9 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2021 met behulp van een Skype-verbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1.
Eiseres heeft voor het laatst als filiaalleidster gewerkt bij [werkgever] B.V. Zij heeft zich op 11 januari 2018 ziekgemeld. In de periode hierna heeft ze tot 24 augustus 2020 twee keer een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) ontvangen. Eiseres heeft op 12 juni 2020 een WIA-uitkering aangevraagd.
1.2.
Bij een sociaal-medische beoordeling einde wachttijd heeft de primaire verzekeringsarts een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. De primaire arbeidsdeskundige heeft eiseres op grond hiervan 6,20% arbeidsongeschikt geacht. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast in verband met medicatiegebruik van eiseres. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres is hierdoor echter niet gewijzigd. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres per
24 augustus 2020 geen WIA-uitkering krijgt omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Beoordelingskader
3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Medische beoordeling
4.1.
Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is omdat verweerder haar beperkingen heeft onderschat. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd, gaat het om méér dan spannings- en stemmingsklachten. Door haar depressieve gevoelens kan zij zichzelf niet tot fysieke beweging motiveren. Om haar standpunt te onderbouwen heeft eiseres medische informatie ingebracht van psycholoog
A. Zweers en GZ-psycholoog/psychotherapeut M. Beenackers van 14 mei 2021 (Altrecht) en van GZ-psycholoog J. Herder (Punt P) van 18 november 2020.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat het bij de beoordeling van dit beroep gaat om de gezondheidstoestand van eiseres op de datum in geding: 24 augustus 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep moet bij de beoordeling van de gestelde klachten dus niet kijken naar de (verslechtering van) de gezondheidssituatie van eiseres nadien, zoals beschreven in de medische informatie die eiseres in beroep heeft ingediend.
4.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 18 februari 2021 gerapporteerd dat eiseres per de datum in geding bekend is met chronische pijnklachten en psychische klachten. Beide klachten beïnvloeden elkaar. De ernst van de ervaren pijnklachten kan niet worden verklaard vanuit een onderliggend anatomisch substraat. Op psychisch vlak komen er spanningsklachten, stressklachten, angstklachten en stemmingsklachten naar voren. Er is geen sprake van een ernstige psychiatrische stoornis. Uit het verslag van de (psychosomatisch) fysiotherapeut blijkt dat de psychosociale omstandigheden de klachten in stand houden dan wel het herstel belemmeren.
4.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, naar aanleiding van wat in beroep is aangevoerd, op 9 juni 2021 gerapporteerd dat er rond de datum in geding geen ernstige psychopathologie naar voren komt. Het klachtenbeeld, het dagelijkse functioneren, de onderzoeksbevindingen van de primaire verzekeringsarts, de medische informatie vanuit de behandelend sector en de behandeling passen hier niet bij. De diagnose ‘gegeneraliseerde angststoornis’ bij Mentaal Beter in december 2019 betekent niet dat er per definitie sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep betwijfelt niet dat eiseres psychische klachten ervaart. Eiseres is in februari 2021 onder behandeling bij Altrecht gekomen. Deze behandeling is gericht op klachtenreductie. Bij Altrecht worden diagnosen gesteld (depressieve stoornis en eetbuistoornis) die als matig van ernst worden gekwalificeerd.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat het voor de beoordeling niet zo zeer van belang is welke diagnose er wordt gesteld. Het gaat er om dat de mogelijkheden / beperkingen van eiseres juist in kaart worden gebracht op basis van het medisch arbeidsongeschiktheidscriterium. Een andere diagnostische interpretatie van reeds bekende feiten en omstandigheden kan niet worden beschouwd als een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid.
4.5.
De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat per de datum in geding geen aanleiding is om meer of verdergaande beperkingen aan te nemen vanwege de psychische klachten van eiseres. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gereageerd op de medische informatie die eiseres in beroep heeft ingebracht. Deze informatie ziet niet op de toestand van eiseres op de datum in geding maar op een periode daarna.
Arbeidskundige beoordeling
5.1.
Eiseres voert aan dat zij met haar beperkingen de geduide functies niet kan uitoefenen. Bij de functie monteur printplaten (SBC-code 267051) is volgens eiseres sprake van een overschrijding op het item gebogen actief zijn. Verder stelt zij dat de functies monteur printplaten (SBC-code 267051) en telefoniste (SBC-code 315174) niet voor haar geschikt zijn omdat in die functies onvoldoende substantiële mogelijkheden tot het afwisselen van houding aanwezig zijn. Ten slotte betoogt eiseres dat handvaardigheid als expliciet vereiste in de functieomschrijving van monteur printplaten (SBC-code 267051) wordt genoemd. Dit betekent volgens haar dat zij moet kunnen aantonen dat zij deze vaardigheid middels ervaring heeft opgedaan.
Gebogen actief zijn
5.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 1 maart 2021 uitgelegd dat het bij gebogen actief zijn gaat om een lichaamshouding aannemen waarbij het bovenlichaam voorovergebogen is en deze houding gedurende enige tijd wordt aangehouden. Uitgangspunt is dat het bovenlichaam gedurende beduidend meer dan enkele seconden in de gebogen houding blijft. De verzekeringsarts beoordeelt of eiseres dit vijf minuten aaneen met een frequentie van twee keer per uur kan. Het gaat dus vooral om de duur van het aanhouden van de gebogen houding. Hiervoor is eiseres ook sterk beperkt. In geen van de geduide functies is echter sprake van een overschrijding op dit aspect. Er is in geen enkele functie sprake van langer dan twee minuten achtereen gebogen actief zijn.
Zitten en mogelijkheden tot afwisselen van houding
5.3.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 1 maart 2021 gerapporteerd dat eiseres beperkt is voor langdurig achtereen lopen / lopen tijdens het werk, staan / staan tijdens het werk en zitten / zitten tijdens het werk. Er zijn hiervoor forse beperkingen aangenomen en in de FML vertaald. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is op géén van deze aspecten in de functies monteur printplaten (SBC-code 267051) en telefoniste (SBC-code 315174) sprake van een overschrijding. Er is elk uur ongeveer een minuut sprake van lopen en staan.
Handvaardigheid
5.4.
Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 1 maart 2021 toegelicht dat in de functie monteur printplaten (SBC-code 267051) geen sprake is van een ervaringseis. In de functie is namelijk sprake van “learning on the job”. Eiseres werkt conform procedures, voorschriften en schriftelijke instructies. Zij wordt ingewerkt door middel van het principe voordoen en nadoen van een collega.
In het rapport van 15 april 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep verder uitgelegd dat de opmerking in de inhoudelijke beschrijving van deze functie “beschikt over een grote mate van handvaardigheid, met name ten aanzien van het solderen van kleine componenten” niets zegt over een ervaringseis. De eisen die aan de functie worden gesteld zijn voltooid basisonderwijs en het in staat zijn tot het volgen van een vierdaagse interne training IPC (standaard voor solderingen). Bij ervaring staat expliciet vermeld dat deze niet vereist is. Aangezien er in de functie continu met de hand(en) wordt gewerkt, is de opmerking in de inhoud van de functie gemaakt dat de werker handvaardig moet zijn. In de functie is namelijk sprake van het plaatsen van componenten op printplaten, fijn motorisch werk, het vasthouden van gereedschap en het gebruik van een soldeerbout. Het gebruik van handen en vingers moet dus niet ernstig zijn verstoord om de functie te kunnen uitvoeren. Dit is waarom men handvaardig moet zijn. Aangezien eiseres geen beperkingen heeft ten aanzien van
hand- en vingergebruik en er ook geen redenen zijn om aan te nemen dat eiseres niet leerbaar is, acht de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de geduide functie passend voor haar.
Beoordeling
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee de geschiktheid van de genoemde twee functies afdoende heeft gemotiveerd. Gelet hierop en uitgaande van de juistheid van de FML van 18 februari 2021 oordeelt de rechtbank dat de geduide functies geen overschrijding opleveren van de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 23 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.