ECLI:NL:RBMNE:2021:4445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
UTR 21/586
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekmelding

In deze zaak heeft eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW), zich per 31 maart 2020 ziekgemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) heeft haar per 30 juni 2020 een Ziektewet (ZW) uitkering toegekend. Echter, bij besluit van 14 oktober 2020 heeft verweerder meegedeeld dat eiseres vanaf 1 september 2020 weer arbeidsgeschikt wordt geacht, waardoor haar ZW-uitkering werd beëindigd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 29 juli 2021 behandeld. Eiseres voerde aan dat verweerder ten onrechte geen Amber-beoordeling had uitgevoerd, ondanks haar melding van toegenomen beperkingen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had gesteld dat eiseres geschikt was voor de functies die eerder in een WIA-beoordeling waren vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de geschiktheid voor arbeid niet kan worden beïnvloed door de persoonlijke ervaringen van eiseres met haar gezondheidsklachten, tenzij deze onderbouwd zijn met medische rapportages.

De rechtbank concludeerde dat de klachten van eiseres aan haar linkerbeen niet medisch waren geobjectiveerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht had vastgesteld dat eiseres geschikt was voor de functies die in de WIA-beoordeling waren geduid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/586

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

Eiseres ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en heeft zich per
31 maart 2020 ziekgemeld bij verweerder. Bij besluit van 13 augustus 2020 heeft verweerder een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aan eiseres toegekend per
30 juni 2020.
Bij besluit van 14 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij vanaf 1 september 2020 weer arbeidsgeschikt wordt geacht voor haar eigen werk. Daarom krijgt eiseres vanaf deze datum geen ZW-uitkering meer.
In het besluit van 29 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het standpunt van verweerder
1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat uit onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gebleken dat geen sprake is van toegenomen beperkingen en eiseres daarom nog steeds geschikt wordt geacht voor de functies die in een eerdere WIA-beoordeling zijn geduid. [1]
Het standpunt van eiseres
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert in beroep – samengevat weergegeven – aan dat verweerder ten onrechte geen Amber-beoordeling heeft uitgevoerd. Eiseres heeft immers bij haar ziekmelding aangegeven dat er sprake is van een toename van beperkingen. Daarnaast heeft ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapportage opgenomen dat het TENS-apparaat van eiseres aanvullende beperkingen geeft.
Beoordeling door de rechtbank
Had verweerder een Amber-beoordeling moeten uitvoeren?
3. Op de door eiseres op 6 april 2020 ingevulde vragenlijst naar aanleiding van haar ziekmelding heeft zij onder meer ingevuld dat de bestaande en bekende rugklachten zijn verergerd en dat vanwege verergerde rugklachten haar linkerbeen is uitgevallen. Hieruit had verweerder volgens eiseres moeten afleiden dat eiseres geen ziekmelding, maar een Amber-melding beoogde. In deze procedure gaat het echter om het beëindigen van de ZW-uitkering die aan eiseres is toegekend naar aanleiding van haar ziekmelding. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiseres – indien zij geen ZW-uitkering maar een WIA-uitkering wilde ontvangen – bezwaar had moeten maken tegen het toekenningsbesluit van 13 augustus 2020. De vraag of verweerder destijds terecht geen Amber-beoordeling heeft uitgevoerd valt daarom buiten de beoordeling van het geding. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapportage van 26 januari 2021 heeft opgenomen dat geen sprake is van toegenomen beperkingen en er daarom geen Amber-beoordeling hoeft plaats te vinden, maakt dat niet anders. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn reactie in beroep terecht aangegeven dat hij in het kader van de ZW-beoordeling geen uitspraak had moeten doen over het wel aan of niet aan de orde zijn van een Amber-beoordeling. In dat verband wijst de rechtbank nog op vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] waaruit blijkt dat in een geding waarin een besluit ter uitvoering van de ZW aan de orde is, er geen ruimte is om de aanspraken van eiseres in het kader van de WIA te betrekken.
Heeft verweerder de ZW-uitkering van eiseres terecht beëindigd?
4.1
Eiseres heeft er in beroep op gewezen dat zij een TENS-apparaat aangemeten heeft gekregen in verband met haar rugklachten. Dit TENS-apparaat levert extra beperkingen op. Ook zou eiseres klachten hebben aan haar linkerbeen in verband met haar verergerde rugklachten. Verweerder heeft zich daarom volgens eiseres ten onrechte op het standpunt gesteld dat zij belastbaar is conform de FML van 11 februari 2020. [3]
4.2
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat verweerder besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapportages en de daarop gebaseerde besluitvorming in beroep onaantastbaar zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren en, zo nodig, aannemelijk te maken dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, onvoldoende begrijpelijk zijn, of dat de in de rapportages gegeven beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts nodig. Dit betekent dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
4.3
Iemand heeft recht op ziekengeld op grond van de ZW als hij of zij als gevolg van ziekte of gebrek niet geschikt is voor het verrichten van het eigen werk. Met het eigen werk wordt in dit geval bedoeld: de functies die geschikt zijn bevonden bij de beoordeling van de aanspraak van de WIA-uitkering. [4] Bij die beoordeling is een aantal functies voor de betrokken verzekerde geschikt geacht. Het gaat daarbij om elk van deze functies afzonderlijk, zodat het voldoende is wanneer de hersteldverklaring wordt gedragen door ten minste één van de geselecteerde functies. [5]
4.4
De rechtbank is van oordeel dat eiseres de klachten aan het linkerbeen niet met medische stukken heeft onderbouwd. Deze klachten zijn verder ook niet medisch geobjectiveerd en kunnen daarom niet leiden tot het aannemen van meer beperkingen. Met betrekking tot het TENS-apparaat heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat dit aanvullende beperkingen geeft omdat eiseres niet mag werken in de buurt van grote machines omdat die een magnetisch veld genereren wat kan interfereren met het TENS-apparaat. Omdat een werkomgeving met magnetische velden niet voorkomt bij de in de WIA-beoordeling geduide functies, blijft eiseres volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep onverminderd geschikt voor deze functies. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat zij niet mag autorijden met een TENS-apparaat vanwege de verzekering, maar dat maakt – wat daar ook van zij – niet dat de ZW-uitkering ten onrechte is beëindigd. Verweerder heeft bij de WIA-beoordeling immers ook verschillende functies geselecteerd waarbij eiseres geen auto hoeft te rijden (bijvoorbeeld: assistent consultatiebureau en medewerker bibliotheek). Zoals blijkt uit overweging 4.3 is één van deze functies al voldoende om de hersteldverklaring te dragen. Eiseres heeft in haar beroepschrift deze functies niet gemotiveerd bestreden. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat deze functies niet (meer) geschikt zouden zijn voor eiseres.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Volgens de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 28 februari 2020 zijn dat: Assistent consultatiebureau, medewerker bibliotheek, chauffeur personenbusje, productiemedewerker industrie, besteller/post/pakketten (auto).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:246.
3.Deze FML was opgesteld in het kader van een bezwaarprocedure tegen het afwijzende besluit van 26 november 2019 op de aanvraag om een WIA-uitkering van 17 september 2019. Op basis van die FML heeft verweerder destijds de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 30,78%.
4.Zie voetnoot 1.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1225.