ECLI:NL:RBMNE:2021:4659

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
20/4213
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor verbouwing van het Tivoligebouw, niet-ontvankelijkheid van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2021 uitspraak gedaan over een beroep tegen een omgevingsvergunning voor de verbouwing van het Tivoligebouw in Utrecht. De eiser, die aan de [adres 2] in [woonplaats] woont, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht om een omgevingsvergunning te verlenen aan de vergunninghouder voor het wijzigen van een rijksmonument, slopen, bouwen en afwijken van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen belanghebbende is, omdat zijn perceel niet grenst aan de planlocatie en de gevolgen van de verbouwing voor hem van geringe betekenis zijn. De rechtbank heeft de door de eiser genoemde aspecten, zoals geluidsoverlast en inbreuk op privacy, niet als voldoende relevant beschouwd om hem als belanghebbende te kwalificeren. De rechtbank heeft daarom het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. De uitspraak is gedaan in het openbaar en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4213
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.C.N.T. van Haren),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht , verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. Scharff).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende] , te [vestigingsplaats]

(gemachtigde: mr. M.J.E. Boudesteijn).

Inleiding

Deze zaak gaat over het verbouwen van het oude [locatie] aan de [adres 1] in [plaats] (de planlocatie). Derde-partij (hierna: vergunninghouder) heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. In het ontwerpbesluit van 6 juni 2020 heeft verweerder het voornemen kenbaar gemaakt om de omgevingsvergunning te verlenen.
Tegen het ontwerpbesluit heeft eiser, die aan de [adres 2] in [woonplaats] woont, een zienswijze ingediend. Verweerder heeft in de zienswijzen van eiser en anderen geen aanleiding gezien om de omgevingsvergunning niet te verlenen. Met het besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft vergunninghouder dan ook een omgevingsvergunning gekregen voor de activiteiten wijzigen van een rijksmonument, slopen, bouwen en afwijken van het bestemmingsplan.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 17 mei 2021 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen, vertegenwoordigd door [A] en bijgestaan door haar gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Voordat de rechtbank het bestreden besluit, aan de hand van de beroepsgronden van eiser, inhoudelijk kan beoordelen, moet de rechtbank kijken hoe eiser door het bestreden besluit wordt geraakt in zijn belangen. Alleen belanghebbenden kunnen namelijk een ontvankelijk beroep instellen tegen een besluit. Om belanghebbende te zijn moet iemands belang rechtstreeks betrokken zijn bij dat besluit.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de belanghebbendheid gekeken naar de criteria die in de rechtspraak zijn ontwikkeld. De vraag of degene die beroep heeft ingesteld belanghebbende is, moet per aangevraagde activiteit in de zin van de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaald worden. Uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit in beginsel belanghebbende is. Het moet dan wel gaan om gevolgen van enige betekenis. Als de gevolgen op zich wel zijn vast te stellen, maar slecht heel gering zijn, dan ontbreekt een persoonlijk belang bij het besluit.
De door eiser genoemde aspecten, zoals het gestelde geluidsoverlast en de inbreuk op zijn privacy, zijn het gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Met het wijzigen van het bestemmingsplan is namelijk de mogelijkheid ontstaan om een hotel uit te baten op de planlocatie. Omdat niet kan worden uitgesloten dat eiser gevolgen van enige betekenis zal ondervinden als gevolg van deze herbestemming, zou eiser wellicht belanghebbende zijn geweest bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan. Dit betekent niet dat eiser automatisch belanghebbende is bij het verlenen van de omgevingsvergunning die nu voorligt. De beoordeling of eiser belanghebbende is moet daarom beperkt worden tot de gevolgen van de activiteiten die worden vergund in het bestreden besluit.
De rechtbank is van oordeel dat de activiteiten bouwen, slopen en het wijzigen van het rijksmonument gezien moeten worden als samenhangende onderdelen. Deze activiteiten omvatten de verbouwing van de planlocatie. Op grond van de kadastrale gegevens stelt de rechtbank vast dat het perceel van eiser niet grenst aan de planlocatie. Tussen het perceel van eiser en de planlocatie ligt nog een binnentuin die geen onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit. Voor de verbouwing heeft de rechtbank gekeken naar de effecten van de verbouwing op de omgeving. De rechtbank stelt vast dat de aanpassingen van het pand qua uitstraling zeer beperkt zijn, want de verbouwing betreft bijna uitsluitend een interne verbouwing. Het pand wordt aan de buitenkant alleen geverfd. Aan de achterkant, waar eiser woont, verandert er dus niets door het bestreden besluit. De achterdeur waardoor eiser overlast zegt te gaan ervaren, maakt geen onderdeel uit van het bestreden besluit. De mogelijke overlast van het gebruik van deze deur is daarom geen gevolg van het bestreden besluit. Voor wat betreft het gestelde bouwoverlast overweegt de rechtbank dat de overlast geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan.
Voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan heeft de rechtbank de ruimtelijke effecten beoordeeld. De afwijking van het bestemmingsplan ziet enkel op het plaatsen van een overkapping op de kloostertuin. De te plaatsen overkapping is hoger dan wat het bestemmingsplan toestaat. Deze kloostertuin is volledig ommuurd. Eiser heeft op de zitting bevestigd dat hij geen zicht heeft op de te plaatsen overkapping. De rechtbank stelt vast dat eiser ook niet op een andere manier in zijn belangen wordt geraakt door de te plaatsen overkapping.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit geen gevolgen van enige betekenis heeft voor eiser. Dat betekent dat eiser geen belanghebbende is. Zijn beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet meer toe aan een inhoudelijk oordeel over de met het bestreden besluit verleende omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning blijft dus in stand. Er is geen aanleiding de proceskosten die eiser heeft gemaakt, door verweerder te laten vergoeden.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2021 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.