De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Voordat de rechtbank het bestreden besluit, aan de hand van de beroepsgronden van eiser, inhoudelijk kan beoordelen, moet de rechtbank kijken hoe eiser door het bestreden besluit wordt geraakt in zijn belangen. Alleen belanghebbenden kunnen namelijk een ontvankelijk beroep instellen tegen een besluit. Om belanghebbende te zijn moet iemands belang rechtstreeks betrokken zijn bij dat besluit.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de belanghebbendheid gekeken naar de criteria die in de rechtspraak zijn ontwikkeld. De vraag of degene die beroep heeft ingesteld belanghebbende is, moet per aangevraagde activiteit in de zin van de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaald worden. Uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit in beginsel belanghebbende is. Het moet dan wel gaan om gevolgen van enige betekenis. Als de gevolgen op zich wel zijn vast te stellen, maar slecht heel gering zijn, dan ontbreekt een persoonlijk belang bij het besluit.
De door eiser genoemde aspecten, zoals het gestelde geluidsoverlast en de inbreuk op zijn privacy, zijn het gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Met het wijzigen van het bestemmingsplan is namelijk de mogelijkheid ontstaan om een hotel uit te baten op de planlocatie. Omdat niet kan worden uitgesloten dat eiser gevolgen van enige betekenis zal ondervinden als gevolg van deze herbestemming, zou eiser wellicht belanghebbende zijn geweest bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan. Dit betekent niet dat eiser automatisch belanghebbende is bij het verlenen van de omgevingsvergunning die nu voorligt. De beoordeling of eiser belanghebbende is moet daarom beperkt worden tot de gevolgen van de activiteiten die worden vergund in het bestreden besluit.
De rechtbank is van oordeel dat de activiteiten bouwen, slopen en het wijzigen van het rijksmonument gezien moeten worden als samenhangende onderdelen. Deze activiteiten omvatten de verbouwing van de planlocatie. Op grond van de kadastrale gegevens stelt de rechtbank vast dat het perceel van eiser niet grenst aan de planlocatie. Tussen het perceel van eiser en de planlocatie ligt nog een binnentuin die geen onderdeel uitmaakt van het bestreden besluit. Voor de verbouwing heeft de rechtbank gekeken naar de effecten van de verbouwing op de omgeving. De rechtbank stelt vast dat de aanpassingen van het pand qua uitstraling zeer beperkt zijn, want de verbouwing betreft bijna uitsluitend een interne verbouwing. Het pand wordt aan de buitenkant alleen geverfd. Aan de achterkant, waar eiser woont, verandert er dus niets door het bestreden besluit. De achterdeur waardoor eiser overlast zegt te gaan ervaren, maakt geen onderdeel uit van het bestreden besluit. De mogelijke overlast van het gebruik van deze deur is daarom geen gevolg van het bestreden besluit. Voor wat betreft het gestelde bouwoverlast overweegt de rechtbank dat de overlast geen betrekking heeft op het plan zelf maar op de uitvoering daarvan.
Voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan heeft de rechtbank de ruimtelijke effecten beoordeeld. De afwijking van het bestemmingsplan ziet enkel op het plaatsen van een overkapping op de kloostertuin. De te plaatsen overkapping is hoger dan wat het bestemmingsplan toestaat. Deze kloostertuin is volledig ommuurd. Eiser heeft op de zitting bevestigd dat hij geen zicht heeft op de te plaatsen overkapping. De rechtbank stelt vast dat eiser ook niet op een andere manier in zijn belangen wordt geraakt door de te plaatsen overkapping.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit geen gevolgen van enige betekenis heeft voor eiser. Dat betekent dat eiser geen belanghebbende is. Zijn beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet meer toe aan een inhoudelijk oordeel over de met het bestreden besluit verleende omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning blijft dus in stand. Er is geen aanleiding de proceskosten die eiser heeft gemaakt, door verweerder te laten vergoeden.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.