ECLI:NL:RBMNE:2021:4768

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2065
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet voor een eiseres met Marokkaanse nationaliteit en rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, en de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiseres had een aanvraag ingediend voor kinderbijslag voor haar zonen over het eerste kwartaal van 2021, maar deze aanvraag werd door de Sociale Verzekeringsbank geweigerd op basis van haar verblijfsstatus. De eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, maar dit verzoek werd afgewezen door de voorzieningenrechter op 7 april 2021.

In het bestreden besluit van 12 april 2021 verklaarde de verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond. De rechtbank heeft vervolgens op 28 september 2021 de zitting gehouden via Skype, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de eiseres op de peildatum, 1 januari 2021, rechtmatig verblijf had in Nederland, maar dat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor de kring van verzekerden onder de AKW, omdat zij nooit in Nederland had gewerkt.

De rechtbank verleende eiseres wel vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had gesteld dat eiseres geen recht had op kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2021. De uitspraak werd gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier S. Gena, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2065

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

28 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] eiseres

(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Pinar).

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2021(het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres over het eerste kwartaal van 2021 kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toe te kennen.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 7 april 2021 [1] heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres afgewezen
In het besluit van 12 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september via Skype. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van het griffierecht wegens betalingsonmacht omdat zij geen inkomen geniet. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat eiseres voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De rechtbank verleent eiseres daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht.
2. Eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij heeft op 12 januari 2021 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor kinderbijslag voor haar zonen, [A] en [B]
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres vanwege haar verblijfsstatus niet in aanmerking komt voor kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2021.
4. Eiseres is het niet eens met de beslissing van verweerder. Zij voert aan dat zij rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Daarnaast doet zij een beroep op artikel 6, vierde lid van de AKW in samenhang met artikel 10, tweede lid, sub b, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746). Ook ontvangen haar kinderen een bijstandsuitkering, die aan haar is gekoppeld. Zij betoogt dat zij daarom verzekerd is voor de AKW. Verder begrijpt zij niet waarom haar aanvraag alleen betrekking heeft op het eerste kwartaal van 2021.
5. De rechtbank stelt voorop dat het besluit van 15 februari 2021 ziet op het eerste kwartaal van 2021. De situatie op de eerste dag van het kwartaal is van belang voor het recht op kinderbijslag. Verweerder heeft dus terecht beoordeeld of eiseres op 1 januari 2021 (de peildatum) recht had op kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2021.
6. Gelet op wat op de zitting is besproken is tussen partijen niet (meer) in geschil dat eiseres op de peildatum rechtmatig verblijf had op grond van artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Er was op dat moment sprake van een bezwaarprocedure tegen de afwijzing van aanvraag om een verblijfvergunning van eiseres. Bij uitspraak van
11 maart 2021 [2] heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat eiseres de uitkomst van de bezwaarprocedure in Nederland mag afwachten.
7. Omdat eiseres op de peildatum rechtmatig verblijf had in de zin van artikel 8, onder h, van de Vw, dient te worden beoordeeld of eiseres onder de uitbreiding van de kring van verzekerden voor de AKW viel [3] . Dat is het geval, indien de vreemdeling in Nederland, in overeenstemming met de Wet arbeid vreemdelingen, arbeid in dienstbetrekking verricht uit hoofde waarvan hij aan de loonbelasting is onderworpen. De rechtbank stelt vast dat deze situatie niet aan de orde was, omdat eiseres heeft verklaard nooit in Nederland te hebben gewerkt. Dit betekent dat eiseres op de peildatum niet was verzekerd voor de AKW.
8. Het feit dat de kinderen van eiseres een bijstandsuitkering ontvangen brengt niet mee dat eiseres verzekerd is voor de AKW.
9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich met juistheid op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen recht op kinderbijslag heeft over het eerste kwartaal van 2021.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Gena, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.
de rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het
proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.UTR 21/604.
2.AWB 20/9318.
3.Artikel 6, vierde lid, van de AKW in samenhang met artikel 11, eerste lid, onder a, van KB 746.