ECLI:NL:RBMNE:2021:4988

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 18/764; UTR 18/766
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van OVW-periodieken en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2021, zijn verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M. Wegerif, in beroep gegaan tegen besluiten van de korpschef van Politie. De primaire besluiten van 24 augustus 2017 hadden verzoekers een (gedeeltelijke) compensatie toegekend voor onvermijdelijk verzwarende werkzaamheden. Echter, in de bestreden besluiten van 10 en 15 januari 2018 werden de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard. Na wijziging van de bestreden besluiten op 17 maart en 11 mei 2020, waarbij verzoekers met ingang van 1 juli 2016 OVW-periodieken werden toegekend, trokken verzoekers hun beroepen in, met het verzoek om vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat geen van de partijen een zitting wenste en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank overwoog dat op grond van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de verzoekers en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen. De kosten zijn vastgesteld op € 748,-, met een wegingsfactor van 1, en verweerder is verplicht het door verzoekers betaalde griffierecht van € 340,- te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet en is openbaar gemaakt. Verzoekers zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 18/764 en UTR 18/766

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaken tussen

[verzoeker 1], te [woonplaats 1] , en
[verzoeker 2], te [woonplaats 2] , verzoekers
(gemachtigde: mr. M. Wegerif),
en

de korpschef van Politie, verweerder.

Procesverloop

In de besluiten van 24 augustus 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder onder meer aan verzoekers een (gedeeltelijke) compensatie toegekend wegens onvermijdelijk verzwarende werkzaamheden.
In de besluiten van 10 januari 2018 en 15 januari 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Bij besluiten van 17 maart 2020 en 11 mei 2020 heeft verweerder de bestreden besluiten gewijzigd en onder meer besloten om verzoekers met ingang van 1 juli 2016 OVW-periodieken toe te kennen.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers de beroepen ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
Nu geen van partijen desgevraagd heeft verklaard te willen worden gehoord op een zitting, heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder (gedeeltelijk) tegemoet gekomen aan de beroepen van verzoekers.
3. Verzoekers hebben tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
4. Het verzoek wordt toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht en gelet op de samenhang tussen beide zaken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,-, met een wegingsfactor 1.
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht van € 340,- (tweemaal € 170,-) te vergoeden. Verzoekers zullen zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 748,-;
- bepaalt dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 340,- (tweemaal € 170,-) aan hen moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, op 14 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.