ECLI:NL:RBMNE:2021:5004
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; vaststelling en onderbouwing van waarde
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde J.H. Maas, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 505.000,- voor het belastingjaar 2020. Eiser betwistte deze waarde en stelde een lagere waarde van € 448.000,- voor. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet voldoende had onderbouwd dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, gezien de aanzienlijke verschillen in kwalificering van de referentiewoningen. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning schattenderwijs op € 495.000,- moest worden vastgesteld. Tevens werd het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.598,-. Eiser kreeg ook het betaalde griffierecht van € 48,- vergoed.