ECLI:NL:RBMNE:2021:5095
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waardebepaling ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-waardebepaling van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde B.A.M. Slockers, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 351.000,- voor het belastingjaar 2020, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard in een eerdere uitspraak op 11 februari 2021, waarna de eiser beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 9 augustus 2021 behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De heffingsambtenaar had drie vergelijkingsobjecten geselecteerd die, net als de woning van de eiser, twee-onder-één-kapwoningen waren. De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de staat van de woning en de vergelijkingsobjecten. De eiser betoogde dat de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld en dat onvoldoende rekening was gehouden met de gedateerdheid van de woning, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aan zijn bewijslast had voldaan.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk kreeg. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.