ECLI:NL:RBMNE:2021:5259
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van een Wajong-uitkering op basis van nieuwe feiten en omstandigheden
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Stoel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. R.M.H. Rokebrand. Eiseres verzocht om herziening van een eerder besluit van het Uwv, waarin haar aanvraag voor een Wajong-uitkering was afgewezen. Eiseres stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de Wajong 2015 en de Wajong 2010, waarbij eiseres betoogde dat haar aanvraag op basis van de Wajong 2010 had moeten worden beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 2009 de diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) had gekregen en dat zij in 2014 een aanvraag voor een Wajong-uitkering had ingediend. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen op basis van de Wajong 2015, omdat er volgens hen sprake was van arbeidsvermogen. Eiseres had eerder geen hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. In 2020 verzocht eiseres het Uwv om de afwijzing te heroverwegen, maar het Uwv bleef bij zijn eerdere besluit, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren.
De rechtbank oordeelde dat de door eiseres aangevoerde feiten niet als nieuw konden worden aangemerkt, omdat deze al bekend waren tijdens de eerdere procedure. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. Bovendien was het verzoek van eiseres om terug te komen op het eerdere besluit evident niet onredelijk. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.