Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser was werkzaam als meubelstoffeerder gedurende gemiddeld 40 uur per week. Na een wachttijd van 104 weken is eiser per einde wachttijd op 21 juli 2010 voor 37,24% arbeidsongeschikt geacht en in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Naast zijn WIA-uitkering, is eiser op 17 februari 2014 gestart met werk voor gemiddeld 27,97 uur per week. Op 23 maart 2017 is eiser uitgevallen. Op 31 december 2018 heeft eiser bij het Uwv een WIA-uitkering aangevraagd. Omdat eiser al een WIA-uitkering ontving is die aanvraag door het Uwv aangemerkt als een verzoek om herbeoordeling. Vervolgens heeft het Uwv de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat eiser met ingang van
1 maart 2017 voor 41,30% arbeidsongeschikt is. Daarbij heeft het Uwv zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door eiser zelf ervaren klachten zijn in beginsel niet genoeg om aan te nemen dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist is.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat wat is aangevoerd over de hoorzitting in bezwaar niet is bedoeld als beroepsgrond, maar enkel als opmerking. De rechtbank zal daarom de opmerking niet bespreken in de uitspraak.
5. Ter zitting heeft eiser meegedeeld dat de beroepsgronden over het dragen van een pet en over het knielen/hurken worden ingetrokken. De rechtbank merkt op dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 maart 2019 die in bezwaar niet is gewijzigd, is opgenomen bij item 1.9.10 dat eiser zijn pet tijdens het werk moet aanhouden, indien niet: totale disfunctie. Bij item 4.2.22 (knielen of hurken) is onder meer vermeld dat eiser hierbij een leuning nodig heeft. De rechtbank zal deze beroepsgronden daarom niet meer beoordelen.
6. Eiser voert aan dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn vermoeidheidsklachten. Eiser slaapt overdag vanwege zijn vermoeidheidsklachten en alcoholgebruik en dat zou volgens hem aanleiding moeten zijn voor een urenbeperking.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 17 maart 2020 dat de primaire arts naar de vermoeidheidsklachten heeft gevraagd, maar dat eiser dat verder niet kon toelichten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit het dagverhaal in het rapport van de primaire arts van 13 maart 2019 niet dat sprake is van gedwongen rustmomenten en dat eiser geen dutjes doet overdag.
8. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en overweegt daarbij dat eiser in beroep geen medische informatie heeft overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. Aan de manier waarop eiser zelf zijn klachten ervaart, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiser voert aan dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn alcoholverslaving en de beperkingen die daaruit volgen.
10. In het rapport van 17 maart 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de primaire arts uitvoerig rekening heeft gehouden met de alcoholproblematiek. In het rapport van 2 september 2020 in reactie op de beroepsgronden overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser weliswaar forse hoeveelheden alcohol drinkt, maar dat hij ook een actief dagverhaal heeft met het doen van boodschappen, twee keer per week sporten en stofzuigen met pauzes. Eiser acht zich daarnaast in staat tot stukjes autorijden en heeft een fiets aangeschaft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst ook naar het psychisch onderzoek door de primaire arts, die geen afwijkingen heeft geconstateerd die wijzen op beperkingen ten gevolge van het alcoholgebruik.
11. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Eiser heeft ook geen medische stukken ingebracht die aanleiding geven tot twijfel. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met het alcoholgebruik van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de medicatie die het reactie- en concentratievermogen beïnvloeden.
13. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank stelt vast dat eiser vanwege het medicijngebruik in de FML van 14 maart 2019 beperkt is geacht voor werken op risicovolle plaatsen. Eiser is ook beperkt geacht ten aanzien van het beroepsmatig chauffeuren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder in het rapport van 2 september 2020 dat eiser bij het onderzoek van de psychische toestand geen afwijkingen vertoonde in aandacht, concentratie en cognitieve functies. Anders dan eiser stelt, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om te oordelen dat geen rekening is gehouden met het medicijngebruik van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
14. Eiser voert aan dat er ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van zijn trillende handen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 2 september 2020 overwogen dat in het rapport van de primaire arts van 13 maart 2019 is vermeld dat bij het lichamelijk onderzoek is gebleken dat de handen van eiser trillen bij het recht naar voren wijzen van de armen. Verder worden volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep naast een verminderde knijpkracht geen andere afwijkingen geconstateerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt daarom dat er geen reden is om nadere beperkingen op te leggen. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en overweegt daarbij dat eiser in beroep geen medische informatie heeft overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Eiser voert aan dat hij hooikoorts heeft. Hij begrijpt niet waarom de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep over de functie medewerker tuinbouw concludeert dat er geen beperking is aangenomen op item 3.6 van de FML. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reactie heeft gegeven op dit punt.
17. Ter zitting heeft het Uwv verklaard dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen reactie heeft opgevraagd bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat de functie van medewerker tuinbouw niet ten grondslag ligt aan de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser. De rechtbank volgt dit en zal de beroepsgrond niet bespreken.
Arbeidskundige beoordeling
Het dragen van een pet
18. Eiser voert aan dat het voor hem niet duidelijk is of het dragen van een pet is toegestaan bij de geduide functies. Het is eiser daarom niet duidelijk of de geduide functies passend zijn.
19. De rechtbank stelt vast dat als overige specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid geldt dat eiser zijn pet tijdens het werk moet aanhouden, omdat er anders een totale disfunctie optreedt (item 1.9.10 van de FML van 14 maart 2019). Eiser is hiervoor dus beperkt geacht. In het rapport van 23 april 2020 concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat voor de geduide functies geldt dat een ieder vrij is om zich te kleden zoals hij of zij dit wil. Dit geldt dus ook voor hoofdbedekking. Als er in een functie afwijkende kledingvoorschriften zijn, wordt dit volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de functiebelasting aangegeven. In geen van de geduide functies is dit echter aan de orde volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hiermee de beperking van eiser ten aanzien van het dragen van een pet heeft meegewogen en voldoende heeft gemotiveerd dat het dragen van een pet in alle geduide functies is toegestaan. De rechtbank twijfelt dan ook niet aan de conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
Beheersing van de Nederlandse taal
20. Eiser voert verder aan dat hij de Nederlandse taal niet spreekt en ook de Nederlandse taal niet kan lezen of schrijven, zodat de geduide functies niet geschikt zijn. Bij de functie productiemedewerker moet een interne cursus worden gevolgd om een certificaat te behalen en moet aan de hand van schriftelijke instructies gewerkt worden. Ook bij de functies wikkelaar en assemblagemedewerker electrotechnische producten (hierna: assemblagemedewerker) moet eiser aan de hand van schriftelijke instructies werken. Eiser voert aan dat hij altijd bij Turkse ondernemers heeft gewerkt met Turkse collega’s die alleen maar Turks met elkaar spraken.
21. In het rapport van 23 april 2020 concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat in geen van de drie geduide functies bijzondere eisen aan de beheersing van de Nederlandse taal worden gesteld. In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vermeld dat bij het beoordelen van de passendheid van de theoretische arbeidsmogelijkheden voor wat betreft de beheersing van de Nederlandse taal op een eenvoudig niveau als aanwezige vaardigheden moeten worden beschouwd. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn de geduide functies eenvoudige productiegerelateerde functies met voorgeschreven gestructureerde handelswijzen die voornamelijk op praktische wijze worden aangeleerd waarbij geen bijzondere eisen aan de beheersing van de Nederlandse taal worden gesteld. Eiser heeft een lang arbeidsverleden in Nederland (vanaf in ieder geval 1994) en heeft bewezen zich praktische vaardigheden aan te kunnen leren. Nu eiser geen cognitieve beperkingen heeft en de te volgen trainingen praktisch van aard zijn, zijn er geen belemmeringen voor eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert verder ten aanzien van de drie specifieke functies, dat er bij de functie van productiemedewerker industrie geen sprake is van een cursus, maar een interne opleiding solderen. Dit betreft een praktische opleiding. In de functiebeschrijving van assemblage medewerker staat vermeld dat er wordt ingewerkt door middel van het principe ‘voordoen-nadoen’. Bij de functie van wikkelaar worden mondelinge instructies gegeven en instructies over aantallen, soorten, tekeningen en foto’s. Bij deze functies worden dus geen theoretische instructies gegeven. Er is daarom volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geen reden om de functies als niet passend aan te merken.
22. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn standpunt dat de functies niet passend zijn, omdat eiser de Nederlandse taal niet machtig is. Uitgangspunt bij het geldende Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is Nederlandse taalbeheersing op eenvoudig niveau (begrijpen en spreken) die binnen een half jaar kan worden verworven. Dat eiser hiertoe niet in staat is, is niet onderbouwd. Op grond van vaste rechtspraak kan iemand met een beperkte beheersing van de Nederlandse taal wel in staat worden geacht om eenvoudige productiematige functies te vervullen. De rechtbank wijst hiervoor bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3420. Er is geen reden om hier in het geval van eiser anders over te oordelen. De rechtbank is niet gebleken dat de functies, nu eiser geen cognitieve beperkingen heeft en de eventueel te volgen interne opleidingen praktisch van aard zijn, een zodanig (hoog) niveau van de beheersing van de Nederlandse taal vereisen, waardoor eiser niet in staat is om die functies uit te oefenen. De beroepsgrond slaagt niet. 23. Eiser voert aan dat hij beperkt is op samenwerken en dat de functie assemblage medewerker om die reden niet passend is.
24. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 april 2020 vermeld dat eiser niet beperkt is op item 2.12.4 (samenwerken). Daarnaast blijkt uit item 2.9 en 2.12.4 van de functiebelasting dat het gaat om samenwerken met een eigen afgebakende deeltaak, namelijk er moet samen één bepaald product worden afgeleverd. De output van de één is de input van de ander. Er is geen dwingend tempo (naar keuze een mand met verder te assembleren/controleren producten pakken). Dat valt volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep binnen de belastbaarheid van eiser. De rechtbank kan de overwegingen van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
25. Eiser voert aan dat hij beperkt is geacht ten aanzien van geluidsbelasting. Bij de functies productiemedewerker industrie en wikkelaar is volgens eiser niets opgenomen over het lawaai.
26. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank stelt vast dat in de FML bij item 3.7 een beperking is aangenomen ten aanzien van geluidsbelasting, met als toelichting: geen lawaai. In het rapport van 23 april 2020 overweegt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat bij de primaire beoordeling de arbeidsdeskundige de geduide functies en aanzien van de geluidsbelasting heeft voorgelegd aan de primaire arts. De primaire arts vond dat de geduide functies op dit punt binnen de belastbaarheid van eiser vallen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft nogmaals de geduide functies op dit punt voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep en die acht de belasting op dit punt ook binnen de belastbaarheid van eiser. De rechtbank kan de overwegingen van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
27. Eiser voert ten aanzien van de functie van wikkelaar aan dat het precisiewerk is en dat moeilijk zal gaan vanwege zijn trillende handen. De functie van assemblagemedewerker kan eiser ook niet uitvoeren vanwege zijn trillende handen.
28. In het rapport van 23 april 2020 concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie dat eiser niet beperkt is op dit punt. Ten aanzien van de functie wikkelaar overweegt hij dat eiser niet beperkt is ten aanzien van het handen en er daarom geen overschrijding is bij het werken met kleine onderdelen en fijn gereedschap. Ten aanzien van de functie van assemblagemedewerker concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat eiser niet beperkt is ten aanzien van de belasting in de fijne motoriek. De rechtbank kan de overwegingen en conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling op dit punt zijn de geduide functies geschikt. De beroepsgrond slaagt niet.
Deadlines en productiepieken
29. Eiser voert ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie aan dat niet zomaar gesteld kan worden dat er geen sprake is van deadlines en productiepieken, want in de functieomschrijving is vermeld dat eiser met collega’s verantwoordelijk is voor het behalen van de weekproductie.
30. In het rapport van 23 april 2020 concludeert de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat er in deze functie geen sprake is van deadlines en productiepieken. Dit is door de arbeidsdeskundig analist bij de analyse van deze functie vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overweegt verder dat voor de belasting in een functie dient te worden uitgegaan van de gegevens zoals deze zijn vastgesteld door de arbeidsdeskundig analist. Daarnaast leidt het simpele feit dat er een productienorm is, niet per definitie tot deadlines of productiepieken. De rechtbank kan de overwegingen en conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen en ziet geen aanknopingspunten om hieraan te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
31. Het Uwv heeft terecht bepaald dat eiser met ingang van 1 maart 2017 voor 41,30% arbeidsongeschikt is. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.