ECLI:NL:RBMNE:2021:5313

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 261
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stopzetting van Ziektewetuitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.J.M. Arentz-Veldkamp, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Kuilenburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om haar Ziektewetuitkering met ingang van 4 augustus 2020 stop te zetten. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat eiseres meer dan 65% van haar loon kon verdienen, zoals vastgesteld in medische en arbeidskundige rapportages.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van verweerder zorgvuldig waren genomen en dat de medische rapportages geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was om langdurig te zitten. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van eiseres en dat de medische beoordeling op zorgvuldige wijze was uitgevoerd.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies, ondanks haar klachten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de stopzetting van de ZW-uitkering terecht was. De uitspraak werd gedaan door mr. E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier mr. A. Belhadi, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/261

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.J.M. Arentz-Veldkamp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Kuilenburg).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) met ingang van 4 augustus 2020 wordt stopgezet.
Bij besluit van 7 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 30 juni 2021. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was werkzaam als management assistent bij [bedrijf 1] Op 16 april 2019 meldde zij zich ziek vanuit de situatie dat zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving en deels werkzaam was bij [bedrijf 2] Met ingang van 16 juli 2019 is aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Er heeft een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
Het oordeel van de rechtbank
Zorgvuldigheid van het onderzoek
3. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van verweerder onjuist is.
4. De r echtbank is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan de zorgvuldigheidseisen. Dat er geen fysiek onderzoek heeft plaatsgevonden, maakt niet dat er sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft namelijk dossieronderzoek verricht en er heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikbare medische informatie meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich daarom gebaseerd op een compleet medisch beeld van eiseres.
Medische beoordeling
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Eiseres heeft nek-, rug- en stuitklachten. Zij is niet in staat om langdurig/8 uur per dag te zitten op het werk en kan ook niet één uur achtereen zitten. Ook niet met korte onderbrekingen. Eiseres onderbouwt haar standpunt met een brief van de fysiotherapeut van 10 juni 2021. Volgens de fysiotherapeut kan eiseres niet langdurig (8 uur per dag) zitten op werk met korte onderbrekingen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de Functionelemogelijkhedenlijst (FML) zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk functioneren, het sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen. Anders dan eiseres stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 29 oktober 2020 dat er geen sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan zich verder vinden in de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen. Eiseres is aangewezen op een voorspelbare werksituatie, kan niet flexibel inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden/taakinhoud, kan niet leidinggeven, is aangewezen op werk zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, veelvuldige deadlines en productiepieken. Er zijn verder beperkingen aangenomen ten aanzien van duwen/trekken, tillen/dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens werk, zitten (tijdens werk) en staan (tijdens werk).
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verklaart verder dat het item ‘zitten’ als licht beperkt is aangenomen. Eiseres is medisch objectief in staat geacht om ongeveer een uur te zitten, daarna dient zij de mogelijkheid te hebben om te vertreden. Het afwisselen van verschillende zithoudingen (verzitten, rug strekken, zich uitrekken, even opstaan) wordt binnen het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet gezien als een onderbreking van het zitten. De aangesloten duur wordt pas als onderbroken beschouwd, als er een substantieel andere activiteit wordt ondernomen, waardoor recuperatie kan plaatsvinden. Daarnaast kan eiseres gebruikmaken van haar zitkussen/stuitkussen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kunnen de fysieke klachten vanuit een medisch substraat onvoldoende verklaard worden. De fysiek ervaren pijnklachten zijn duidelijk gerelateerd aan psychische spanningsklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert daarom dat eiseres het grootste deel van de werkdag kan zitten.
9. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. In de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt helder uitgelegd waarom er geen verdergaande beperkingen worden aangenomen en waarom eiseres in staat wordt geacht om het grootste deel van de werkdag te zitten. Eiseres heeft geen medische informatie ingediend waaruit blijkt dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. De fysiotherapeut heeft het standpunt dat eiseres niet de hele dag kan zitten niet medisch objectiveerbaar onderbouwd. Wat eiseres zelf aangeeft over de beperkingen die zij ervaart, weegt ook onvoldoende op tegen het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die gespecialiseerd is in het vaststellen van arbeidsbeperkingen. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
10. Eiseres voert aan dat zij de functies van chauffeur heftruck, intern transport (SBC-code 111270) en monteur printplaten (SBC-code 267051) niet kan verrichten, omdat in deze functies de hele dag wordt gezeten. Hierdoor wordt er onterecht geen rekening gehouden met de recuperatietijd die aanwezig moet zijn.
11. De rechtbank volgt eiseres niet. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor het verrichten van de geduide functies. Uit de functieomschrijving van de functie chauffeur heftruck, intern transport, blijkt dat er tijdens 8 werkuren ongeveer 2 maal 30 minuten achtereen wordt gezeten. Er wordt in deze functie tijdens de controle houtsoorten tijdens 8 werkuren 4 maal ongeveer 2 minuten achtereen gelopen en gestaan. Uit de functieomschrijving van de functie monteur printplaten blijkt dat er 1 maal ongeveer 60 minuten achtereen wordt gezeten. Daarnaast word er 1 maal ongeveer 1 minuten achtereen gestaan en gelopen. Dit is conform de medische beoordeling. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapporten van 4 december 2020 en 22 juni 2021 heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De rechtbank is dus van oordeel dat het arbeidsdeskundig onderzoek op zorgvuldige wijze is uitgevoerd, volledig is geweest en ook volgens de eisen die aan een dergelijk onderzoek worden gesteld, heeft plaatsgevonden.
12. Eiseres voert ook aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onterecht een lager maatmanloon heeft vastgesteld. Het sv-loon over oktober 2016 is onterecht niet meegenomen in de berekening.
13. De arbeidsdeskundige verklaart in het rapport van 4 december 2020 dat het maatmaninkomen is vastgesteld op 22,64 euro per uur. De maand oktober 2016 is buiten beschouwing gelaten, omdat er in deze maand sprake was van het verkopen van verlofuren. Dit blijkt uit de door haar ingediende salarisstrook. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de maand oktober 2016 terecht buiten beschouwing heeft gelaten. Een betaling vanwege het verkopen van verlofuren kan namelijk niet als loonvormend worden gezien, maar als een eenmalige vergoeding voor de niet opgenomen verlofuren. Dit is onder meer bevestigd in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 15 november 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2521. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
14. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de ZW-uitkering van eiseres terecht met ingang van 4 augustus 2020 stopgezet.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.