ECLI:NL:RBMNE:2021:5359

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4769
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschiktheid voor arbeid in het kader van de Ziektewet en medische beoordeling

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.H.M.M. Kusters, had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat haar met ingang van 13 april 2020 geschikt werd geacht voor het verrichten van haar arbeid in de functie van machinebediende inpak-/verpakkingsmachine. Dit besluit volgde op een eerdere beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, waarbij eiseres sinds 2012 een gedeeltelijke WGA-uitkering ontving en zich in de loop der jaren meerdere keren ziek had gemeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zijn besluit heeft gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, die zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten en beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van verweerder voldoende onderbouwd was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had dossieronderzoek verricht en de beschikbare medische informatie meegewogen, en concludeerde dat eiseres per 13 april 2020 voldoende belastbaar was om de geduide functie te vervullen.

De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres verworpen, omdat zij geen medische informatie had ingediend die haar beperkingen kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de klachten van eiseres niet voldoende geobjectiveerd konden worden en dat de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed verklaarden waarom eiseres geschikt werd geacht voor de functie. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.H.M.M. Kusters),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres met ingang van 13 april 2020 (weer) geschikt geacht wordt in de zin van de Ziektewet (ZW) tot het verrichten van haar arbeid.
Bij besluit van 23 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek heeft, via Skype en fysiek op zitting, plaatsgevonden op 31 mei 2021. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in te dienen op de door eiseres in beroep overgelegde medische stukken van 21 mei 2021. Verweerder heeft op 16 juni 2021 een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend. Eiseres heeft hier op 19 juli 2021 op gereageerd.
Nadat geen van de partijen binnen de hiervoor gestelde termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van het recht ter zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank bepaald dat een tweede zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Vanaf 29 augustus 2012 ontving eiseres een gedeeltelijke WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Op 1 mei 2015 heeft eiseres zich ziekgemeld. Met ingang van 1 mei 2016 wordt eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Op 26 mei 2016 heeft zij zich wederom ziekgemeld. Op 29 mei 2017 heeft verweerder bepaald dat de WIA-uitkering van eiseres niet wijzigt en zij 52,40% arbeidsongeschikt blijft. Op 5 september 2017 heeft eiseres zich wederom ziekgemeld en op 10 januari 2018 is eiseres hersteld verklaard voor de maatgevende arbeid. Op 6 november 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld en is aan haar een ZW-uitkering toegekend per 5 februari 2019. Op 12 november 2019 vond er een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) plaats en per 25 november 2019 is eiseres geschikt geacht voor één van de geduide functies. Op 4 februari 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld vanuit de situatie dat zij een Werkloosheidsuitkering (WW) ontving. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres geschikt geacht wordt voor één van de geduide functies, namelijk de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn op zichzelf geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van verweerder onjuist is.
4. De r echtbank is van oordeel dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet aan de zorgvuldigheidseisen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en er heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikbare medische informatie meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich daarom gebaseerd op een compleet medisch beeld van eiseres.
Medische beoordeling
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en beperkingen. Eiseres heeft vanwege haar oogklachten meer moeite met concentreren, omgaan met lawaai/drukte en chaos. Ten tijde van de datum in geding was eiseres gedesoriënteerd, heel moe, overbelast en prikkelbaar. Omdat eiseres haar hoofd meerdere keren flink heeft gestoten, zijn haar klachten verergerd. Eiseres kan niet tegen fel licht/geluid, zij draagt een zonnebril en kijkt geen tv. Eiseres heeft ook oorpijn, last van duizeligheid en heeft therapie vanwege psychische klachten.
6. In het rapport van 30 maart 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor volledige arbeidsongeschiktheid. Er is namelijk geen sprake van disfunctioneren op persoonlijk en sociaal niveau, een opname in een ziekenhuis of erkende instelling, bedlegerigheid, in grote mate ADL-afhankelijk of sterk wisselende mogelijkheden/ verlies van mogelijkheden. Uit coulance geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog twee weken extra hersteltijd tot 13 april 2020. De belastbaarheid van eiseres is per 13 april 2020 niet veranderd ten opzichte van het laatste onderzoek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat eiseres per 13 april 2020 voldoende belastbaar is om de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine te verrichten. Daarbij zijn de overwegingen dat de beperkingen die bij onderzoek kunnen worden vastgesteld dusdanig, dat er geen medisch objectiveerbare belemmering bestaat om dat aangepaste werk te verrichten.
7. In het rapport van 3 november 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de klachten van eiseres niet goed te objectiveren zijn. Er is geen duidelijke diagnose gesteld. Verder heeft eiseres staaroperaties achter de rug. De verzekeringsarts bezwaar en beroep denkt dat de oogarts niet ontevreden is met het resultaat, maar eiseres heeft wel visusklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht eiseres echter niet toegenomen arbeidsongeschikt en acht eiseres nog steeds geschikt voor de geduide functie van machinebediende inpak-/verpakkingsmachine.
8. In het rapport van 11 juni 2021 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit de door eiseres ingebrachte medische informatie blijkt dat eiseres bekend is met meerdere klachten, welke niet goed te objectiveren zijn, zeker niet ten aanzien van de ervaren ernst/diepte. Rond de datum in geding is er sprake van een ontsteking van het neusslijmvlies na een vlucht en een persisterend drukgevoel in het gelaat. Deze ontsteking kan verschillende klachten geven in wisselende ernst en is goed behandelbaar. Eiseres moest hiervoor haar neus spoelen, kreeg een middel om neusslijmvlies te laten slinken, een kuur antibiotica en een andere ontstekingsremmer. Zowel een virale als een bacteriële rhinosinusitis kent bij adequate behandeling een gunstige prognose. Voor het drukgevoel in het gelaat is geen oorzaak gevonden. Verder blijkt uit de medische stukken dat er neurologisch gezien geen verklaring is voor de ervaren klachten en er geen afwijkingen zijn van de nek en hersenen. Uit de informatie van de cardioloog blijkt ook niet dat er sprake is van hartproblematiek. Het door eiseres ingediende medisch overzicht bevat geen nieuwe diagnoses en ziet bovendien voor een groot deel op de periode na april 2020. Die periode ligt echter niet ter beoordeling voor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert gemotiveerd dat de ingebrachte medische informatie niet leidt tot andere inzichten over het medisch toestandsbeeld per datum in geding.
9. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. In de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt goed uitgelegd waarom eiseres geschikt geacht wordt voor de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine. Eiseres heeft verder geen medische informatie ingediend waaruit blijkt dat zij meer beperkt is en de geduide functie niet kan uitoefenen. Dat eiseres zelf ervaart dat zij meer beperkt is, is tegenover het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende. Alleen klachten die kunnen worden geobjectiveerd met medische informatie, kunnen leiden tot het aannemen van (meer) beperkingen in een FML. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres met ingang van 13 april 2020 geschikt geacht wordt tot het verrichten van de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.