ECLI:NL:RBMNE:2021:5368
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzame arbeidsongeschiktheid van een eiseres met een IVA-uitkering
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een IVA-uitkering claimt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die als dierenverzorgster werkte, meldde zich op 18 juni 2012 ziek en kreeg in 2014 een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend op basis van de Wet WIA, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling in 2019, op verzoek van haar werkgever, bleef de arbeidsongeschiktheid ongewijzigd. Eiseres maakte bezwaar tegen het besluit van het UWV, dat haar bezwaar ongegrond verklaarde. Hierop volgde beroep bij de rechtbank.
De rechtbank behandelde de zaak op 19 mei 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank schorste het onderzoek om het UWV de gelegenheid te geven om de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid nader te motiveren. Eiseres stelde dat haar situatie sinds 2014 onveranderd was en dat zij lijdt aan complexe psychische aandoeningen, waaronder PTSS en een persoonlijkheidsstoornis. De verzekeringsarts van het UWV stelde echter dat er behandelmogelijkheden waren die tot verbetering konden leiden.
De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had onderbouwd waarom de behandeling bij Psytrec tot een significante verbetering van de belastbaarheid zou leiden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Dit betekent dat eiseres in haar formele bezwaar gelijk kreeg, maar niet in de inhoudelijke zaak. De rechtbank veroordeelde het UWV tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.