Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over handhaving en het gebruik van een pand door Stichting Kwintus. Eisers, die zich verzetten tegen het gebruik van het pand door Kwintus, stelden dat dit gebruik in strijd was met het bestemmingsplan. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, had echter besloten om niet handhavend op te treden, omdat er volgens hen geen sprake was van een overtreding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ten tijde van het bestreden besluit geen gebruik werd gemaakt van het pand vanwege interne verbouwingen en dat het gebruik van het pand door Kwintus onder de bestemming 'maatschappelijke doeleinden' valt, zoals gedefinieerd in het bestemmingsplan.
De rechtbank heeft de motivering van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de in het bestemmingsplan gehanteerde definities van maatschappelijke voorzieningen. Desondanks heeft verweerder in de beroepsfase zijn motivering hersteld, waardoor het bestreden besluit alsnog kon worden gedragen door de nieuwe motivering. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat Kwintus het pand in strijd met het bestemmingsplan zou gebruiken en dat er geen gevaar voor herhaling van een overtreding bestond. Daarom werd het beroep van eisers ongegrond verklaard, en werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door bestuursorganen en de noodzaak om de definities in bestemmingsplannen correct toe te passen. De rechtbank heeft de proceskosten van eisers vastgesteld op € 1.496,- en het griffierecht op € 181,-.